De Zwolse advocaat Allert Jan Ter Wee heeft in november 2011 toch gelogen over de afdoening van een declaratie met twee luxe auto’s: die transactie heeft wel degelijk plaatsgevonden. Tot die conclusie is het Hof van Discipline vorige week gekomen: een eerdere beslissing van de Raad van Discipline waarin Ter Wee hiervan werd vrijgepleit, is vernietigd.
De klacht tegen Ter Wee is afkomstig ondernemer Jan Meurs, die al jaren is verwikkeld in een zakelijk conflict met twee van Ter Wee’s cliënten, de horecabroers Den Besten, die worden verdacht van faillissementsfraude. Tijdens een eerdere tuchtzaak in november 2011 kwam er een brief uit juli 2011 over een betalingsachterstand van de broers op tafel, geschreven door Ter Wee. In de brief repte hij over ‘aanvullende zekerheden’ in de vorm van kentekenbewijzen voor een Wiesmann en een Mercedes.
“Ik zou tot slot graag [de auto’s] in een garage van kantoor op doen slaan, zodat ik in het geval van een eventueel faillissement o.i.d. ook geen gedoe heb met een curator,” schreef de advocaat in de brief. Een zekerheidsstelling, wat Ter Wee betreft, en geen betaling. Bovendien gingen die zekerheden met betrekking tot de auto’s helemaal niet door; er was een andere oplossing gevonden.
Toch staat vast dat Ter Wee’s kantoor beide auto’s in september 2011 in bezit had gekregen, waarna de Wiesmann en de Mercedes korte tijd later werden verkocht voor respectievelijk 40.000 en 15.000 euro, zodat ‘een deel van de facturen was voldaan’. De Raad van Discipline overwoog op dit punt echter dat een zekerheidsstelling inderdaad een andere rechtsfiguur is dan inbetalinggeving, zodat niet kon worden gesteld dat de advocaat had gelogen. Tegen deze overweging gingen de klagers in hoger beroep.
Met succes: Ter Wee verklaarde tegenover het Hof van Discipline dat de auto’s ‘feitelijk aan hem zijn afgegeven, met de sleutels en de autopapieren’ zonder dat er werd gesproken over de waarde of verkoopprijzen van de auto’s, waarna Ter Wee ze verkocht. Dat is geen betaling in natura, vindt het Hof van Discipline, wel ‘parate executie van een vuistpand’.
Hoe het ook zij: Ter Wee heeft de auto’s in ontvangst genomen en dus gejokt toen hij in november 2011 tegen de Raad van Discipline zei dat er een andere oplossing was gevonden, oordeelt het Hof. ‘De verklaring was bovendien ontwijkend omdat de essentie van de opgeworpen vraag was of de auto’s waren ingezet voor de betaling van de declaraties van het kantoor van verweerder, op welke vraag verweerder geen antwoord heeft gegeven.’
De hoogste tuchtrechter legt echter geen maatregel op: een dekenbezwaar over de verkrijging van de automobielen had al geleid tot een waarschuwing door de Raad van Discipline. ‘De transactie als zodanig is derhalve reeds tuchtrechtelijk beoordeeld,’ aldus het Hof. Het Openbaar Ministerie staakte in 2013 overigens een strafrechtelijk onderzoek naar meineed door Ter Wee.