Oud-rechter Hans Westenberg heeft onrechtmatig gehandeld door een procedure te voeren tegen advocaat Hugo Smit, waarin hij loog over telefonisch contact met de advocaat ten tijde van de Chipsholzaak. Tot die slotsom is het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch dinsdag gekomen, intussen nog eens vaststellend dat het telefonisch contact tussen de twee er daadwerkelijk is geweest.
Het Gerechtshof deed dinsdag uitspraak in de civiele procedure die Smit in 2010 had aangespannen tegen Westenberg en de Nederlandse Staat. Dit deed hij nadat het Gerechtshof Den Haag in juni 2009 oordeelde dat er bewijs was voor een telefoongesprek tussen de oud-rechter en de advocaat in de slepende zaak rond Chipshol, zoals voor de eerste keer aan het licht gekomen in het boek Topadvocatuur van Micha Kat. In de procedure die Westenberg na publicatie van het boek had aangespannen tegen Smit, bleef hij ontkennen dat hij de advocaat had gebeld.
Door deze zaak aan te spannen, heeft Westenberg misbruik gemaakt van zijn procesbevoegdheid, zo oordeelt het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch nu. ‘Door tegen beter weten in ten grondslag te leggen dat [geïntimeerde] überhaupt niet met [appellant] heeft gebeld, heeft [geïntimeerde] op onrechtmatige wijze van zijn procesbevoegdheid gebruik gemaakt. Anders gezegd: door die bevoegdheid bewust in te vullen met een op onwaarheid berustende stelling […], heeft [geïntimeerde] misbruik van zijn procesbevoegdheid gemaakt’.
Hierdoor maakt het hof anders dan de rechtbank geen onderscheid tussen een rechtmatig deel – ‘dat het [geïntimeerde] in beginsel vrij stond om [appellant] te dagvaarden naar aanleiding van de gewraakte publicatie’ – en een onrechtmatig deel: de ontkenning van het telefoongesprek. ‘Dat in beginsel rechtmatige deel verloor immers de kwalificatie rechtmatig door de onrechtmatige invulling ervan door [geïntimeerde],’ aldus het hof.
Dat de Raad voor de Rechtspraak gedurende zijn procedure de advocaatkosten voor Westenberg op zich nam, is volgens het hof op zichzelf niet onrechtmatig. Er zijn namelijk geen aanwijzingen dat de raad wist dat Westenberg gedurende de procedure loog over het bellen met Smit. Daarbij mag de Raad voor de Rechtspraak over zoiets als het vergoeden van advocaatkosten ‘tot op zekere hoogte zijn eigen afweging maken, en die afweging is niet onzorgvuldig geweest’.
De Raad voor de Rechtspraak heeft volgens het hof wel onrechtmatig gehandeld door in 2006 op Kamervragen van de SP te antwoorden dat het handelen van de advocaat ‘niet door de beugel kon en schadelijk was voor het functioneren van de rechtspraak’. Hierdoor is Smit in zijn eer en goede naam aangetast. De Raad wordt daarom opgedragen deze uitspraken te rectificeren in NRC Handelsblad en het Financieele Dagblad, en wel binnen 48 uur nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden. Partijen hebben drie maanden de tijd om in cassatie te gaan.
Smit eist van zowel Westenberg als de Nederlandse Staat een schadevergoeding. Hierover heeft het Gerechtshof nog geen beslissing genomen. De partijen hebben tot medio juni 2017 de gelegenheid gekregen om hierover onderling een regeling te treffen. Lukt dit niet, dan zal het Gerechtshof de hoogte van de schadevergoeding bepalen.