De goede naam van Harry Oomen, de Haarlemse advocaat die in een echtscheidingszaak teveel zou hebben gedeclareerd, is door het Hof van Discipline gezuiverd. Anders dan de Geschillencommissie Advocatuur beoordeelde het Hof het onderliggende dossier wèl inhoudelijk en concludeerde dat Oomen weliswaar fors, maar niet excessief had gedeclareerd. Twee handen op één buik, vindt de ex-cliënt. Hij wil een discussie over het functioneren van de tuchtrechtspraak van de advocatuur.
Tatiana Scheltema en Sanne van Brunschot
De zaak laat ongetwijfeld een zuur smaakje achter bij Harry Oomen. Vijf jaar lang sleepte het declaratiegeschil over de echtscheidingszaak van cliënt Riks Noorman. Van Diepen Van der Kroef, waar Oomen destijds werkte, daagde Noorman voor de Geschillencommissie Advocatuur, de Haarlemse rechter, en het Haagse Hof. Noorman sleepte Oomen vervolgens voor de Haagse Raad van Discipline en uiteindelijk het Hof van Discipline. Die laatste instantie oordeelde op 4 november dat Oomen geen ‘evident onnodige werkzaamheden heeft verricht, dan wel dat aan die werkzaamheden onredelijk veel tijd is besteed,’ en hem tuchtrechtelijk dus geen verwijt kan worden gemaakt.
Gevraagd om een reactie wil Oomen alleen nog via zijn advocaat en kantoorgenoot Igor Denninger reageren. Die verklaart: “We hopen dat het nu eindelijk eens klaar is. Vooral na de eerste publicatie op Advocatie, waar een plaatje met een hark bij stond, hebben we veel last ondervonden van deze zaak. Dat bericht is overgenomen door De Telegraaf. Dat is heel schadelijk geweest.”
Dat een -juridisch, gezien de 36 ordners- gortdroge zaak als deze überhaupt De Telegraaf haalt, kenmerkt de wirwar aan emoties die ermee gemoeid is. Maar het juridische bedrijf lijkt niet toegerust op het kanaliseren van emoties, laat staan als daarvoor later wordt gedeclareerd. Zo schrijft het Hof: ‘De echtscheiding was complex en klager was betrokken en vroeg veel, hetgeen als cliënt overigens zijn goed recht is. Veelvuldig overleg, veelvuldig telefoneren en het voeren van meerdere procedures hebben tot gevolg gehad dat er veel uren aan de zaak zijn besteed, uren die allemaal zijn doorberekend en die hebben geleid tot de declaraties waarover een geschil is ontstaan.’
Als vissen en kamelen
Nog duidelijker illustreert de zaak dat de advocatuurlijke deontologie en het rechtsgevoel van de cliënt zich tot elkaar verhouden als vissen tot kamelen. Partijen zijn dan ook niet nader tot elkaar gekomen. Terwijl Oomen vindt dat het tuchtrecht uiteindelijk goed heeft gefunctioneerd, weigert Noorman het erbij te laten zitten. Sterker: het is de hoogste tijd voor een maatschappelijke discussie over het tuchtrecht van de advocatuur, schrijft hij in een reactie per mail aan Advocatie, die we op zijn uitdrukkelijke verzoek hier integraal overnemen:
“De advocaat gaat na zijn declaratiefeestje vrijuit! En dit nadat de advocaat tweemaal is teruggefloten en civielrechtelijk is komen vast te staan dat er een kleine 100.000 euro door hem/zijn kantoor te veel berekend is. De vraag was of een gedeclareerd bedrag van ca. 130.000 euro excessief is te noemen voor slechts een deel van een echtscheidingsprocedure. De tuchtrechters van de Orde van Advocaten vinden van niet, zo blijkt nu. Het was kennelijk een declaratiebedrag waar de dames en heren zich mee kunnen verenigen. Dat geeft mij toch te denken. Als een dergelijke greep in de privéportemonnee van de rechtzoekende niet klachtwaardig is, wat dan wel? Het wordt mijns inziens tijd voor een maatschappelijke discussie over het functioneren van de advocatuur en de tuchtrechtspraak van de Orde. Als ervaringsdeskundige wil ik daar wel een bijdrage aan leveren. En wellicht dat er nog advocaten zijn die een ander idee hebben over hoe zij met hun klanten om moeten en kunnen gaan, en zich niet senang voelen bij een dergelijke uitspraak. Ik hoop het. Er moeten toch ook eerzame advocaten zijn, die het aan de advocatuur vergunde procesmonopolie werkelijk waard zijn? Die het vertrouwen niet beschamen met zelfzuchtigheid?”
Het huidige kantoor van Harry Oomen, Oomen & Sweep Advocaten in Haarlem, is niet meer aangesloten bij de Geschillencommissie Advocatuur. Denninger: “Die Geschillencommissie is destijds ingevoerd als aanvulling op de standaardregeling. Maar met de standaardregeling van de Orde, waarbij je een geschil over een declaratie voorlegt aan een begrotingscommissie van de Orde, is niks mis.”
Maar stel dat aansluiting bij de Geschillencommissie toch verplicht wordt? Denninger: “Ik vraag me af of dat gaat lukken, en of dat wijs is. De Geschillencommissie is niet bekwaam voor dit soort zaken. Als je een fusie van ABN Amro voorbereidt, moet je niet bij de Geschillencommissie aankomen. En de wijze van behandeling wijkt nogal af van die van de rechtbank of die in een begrotingsprocedure. Bij een rechter weet je ook dat hij niet van alle specialismen evenveel verstand heeft. Maar één ding weet ik wel: als hij een dossier voor zich heeft, weet ik zeker dat hij ernaar kijkt en zich erin verdiept. En je kunt in hoger beroep.”