Een tuchtrechtelijke veroordeling van een advocaat leidt niet zonder meer tot de vaststelling dat ook sprake is van civielrechtelijke normschending. Deze conclusie van het Hof Leeuwarden in een zaak over onbetaalde advocatendeclaraties is nauwelijks verassend te noemen, de scherpe bewoordingen van het hof over de wijze van procederen van partijen zijn dat wel.
Een kleine bloemlezing uit een veel grotere reeks: “Nu [appellant] evenwel niet een of meer behoorlijk in het geding naar voren gebrachte grieven heeft gericht tegen bedoeld tussenvonnis…” “… ontoereikende onderbouwing…” “Het hof gaat thans voorbij aan de kennelijk retorisch bedoelde vragen…” “Anders dan [appellant] kennelijk van opvatting is, draagt het in algemene termen maken van verwijten aan de rechtbank, zonder enige nadere informatie, die evenwel ontbreekt, niet bij aan het oordeel dat sprake is van een behoorlijk in het geding naar voren gebrachte grief.”
Bovenstaande teksten betreffen de appellant (de cliënt van het advocatenkantoor), ook het advocatenkantoor krijgt er op een onderdeel van langs. “Nu laatstbedoelde tussenvonnis, anders dan het eindvonnis, geen rechtsoverwegingen 7.25 t/m 7.27 bevat, en het incidentele appel onmiskenbaar betrekking heeft op het eindvonnis d.d. 10 februari 2012, gaat het hof uit van een kennelijke verschrijving…”
De uitsmijter: “Hetgeen partijen verder te berde hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds vervat dan wel als niet ter zake dienende, buiten bespreking blijven. Voor het honoreren van enig bewijsaanbod is in het licht van het voorgaande geen plaats, zulks nog daargelaten dat het daartoe strekkende aanbod van [appellant] in punt 30 van de memorie van grieven niet is betrokken op voldoende geconcretiseerde feiten of omstandigheden en mitsdien als ontoereikend gespecificeerd dient te worden.”
Een woordvoerder van het Hof Leeuwarden doet navraag. Zij laat vervolgens weten dat de passages niet moeten worden uitgelegd als irritatie, maar dat het hof heeft geprobeerd helder te onderbouwen wat er niet goed ging. “Maar wij begrijpen dat het soms zo kan overkomen, het is hier en daar scherp geformuleerd.”
Het advocatenkantoor wint overigens de zaak over de declaraties. De cliënt moet de openstaande rekening ter waarde van 26.107 euro gewoon betalen.