De verbeten strijd van de voormalige advocaten Stefan Kukolja en Mark Wullink tegen de Overijsselse deken is nog volop gaande, zo blijkt uit een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 april jongstleden. Het Hof stelt in dat arrest dat de deken zijn bevoegdheden niet heeft overschreden door correspondentie tussen de advocaten en hun (voormalige) cliënten op te vragen.
Kukolja en Wullink stonden de familie Katgert bij in een al bijna vijftien jaar durend conflict met de gemeente Borne. De familie claimt een schadevergoeding van enkele miljoenen van de gemeente, omdat zij als enigen niet zouden zijn uitgekocht in verband met de komst van een bedrijventerrein vlakbij de plek waar het huis van de familie staat. De gemeente Borne dient op een gegeven moment een klacht in bij de Orde over de wijze waarop de advocaten hun cliënten bijstaan.
De deken doet vervolgens onderzoek naar de vraag of de advocaten de zaak wel met ‘voldoende distantie’ hebben behandeld, en in dat kader vraag hij correspondentie op tussen de advocaten en hun cliënten. Dat mocht hij in het kader van zijn toezichthoudende taak ook doen, aldus het Hof. ‘De grenzen van de genoemde toezichthoudende bevoegdheden van de deken worden gevormd door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (…). Uitgangspunt daarbij is, zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen, dat de deken een ruime beoordelingsvrijheid heeft.’
Niet is vereist, zoals appellanten stellen, dat de deken slechts stukken mag opvragen voor zover dat voor zijn onderzoek noodzakelijk is, schrijft het Hof. ‘Evenmin is vereist, dat de deken op voorhand precies aangeeft welke stukken hij wil inzien. (…) Wél dient de deken hierover in zijn correspondentie met geïntimeerden c.s. transparant te zijn.’
Het Hof stelt vast dat de deken ten aanzien van de opgevraagde stukken is gehouden tot geheimhouding. Zonder nadere onderbouwing, die volgens het Hof niet is gegeven, kan niet worden aangenomen dat de deken zich niet houdt aan zijn geheimhoudingsverplichting. ‘De omstandigheid dat het onderzoek mede naar aanleiding van een klacht van de gemeente is uitgevoerd, betekent nog dat er sprake is van schijn van partijdigheid van de deken of dat gevreesd moet worden dat de deken zich niet houdt aan zijn geheimhoudingsplicht.’