De bestuurder van een stichting geeft een advocatenkantoor opdracht een vordering te innen. Echter: met dat geld moet ook de declaratie van het advocatenkantoor worden betaald, voor het overige biedt de stichting geen verhaal. Als blijkt dat de vordering niet te innen valt en de bestuurder ook van die onzekerheid wist, dan kan hem een ‘ernstig verwijt’ worden gemaakt.
Dat heeft het Gerechtshof Den Bosch op 14 mei beslist. Volgens het Hof had het op de weg van de bestuurder gelegen om het advocatenkantoor te melden dat de te verrichten werkzaamheden alleen betaald zou kunnen worden als het innen van de vordering zou slagen. ‘De stelling van de bestuurder dat er aan zijn zijde geen enkele reden was om te betwijfelen of de procedure kans van slagen had, verwerpt het hof. Daarbij betrekt het hof dat [de vennootschap] de vordering nog niet had erkend.’
Volgens het Hof zou het advocatenkantoor een keuze kunnen maken na het verstrekken van de informatie door de bestuurder: een voorschot bedingen, of geen werkzaamheden verrichten. ‘Het advocatenkantoor heeft onweersproken aangevoerd dat de bestuurder haar pas meldde dat de betaling geheel afhankelijk zou zijn van het verhalen van de in het geschil zijnde vordering op [de vennootschap] geruime tijd na de e-mail van 29 november 2013 waarin de bestuurder informeerde naar de mogelijkheden om de procedure in te trekken dan wel zo goedkoop mogelijk voor te zetten. Het advocatenkantoor heeft in dat kader nog onbetwist gesteld vanaf dat moment geen kosten meer te hebben gemaakt,’ aldus het Hof.
De bestuurder is volgens het Hof persoonlijk aansprakelijk voor de schade van het advocatenkantoor. Hij moet daarom de rekening van ruim 11.000 euro voldoen.