De advocate die in 2016 bij de deken en de Raad voor Rechtsbijstand aan de bel trok omdat haar werkgever ten onrechte tientallen toevoegingen op haar naam had gezet, hoeft ook na hoger beroep geen boetes aan deze advocaat te betalen. Net als de rechtbank stelt het Haagse Gerechtshof dat zij geen geheimhoudingsplicht heeft geschonden. ‘Goed werkgeverschap staat aan het innen van boetes in de weg.’
Een paar maanden na haar indiensttreding bij het Rotterdamse kantoor Smit Advocaat & Belastingkundige in augustus 2016, ontdekt de advocaat-medewerker dat advocaat Martijn Smit tientallen toevoegingen op haar naam heeft aangevraagd. Volgens een brief van de Raad voor Rechtsbijstand had hij zijn jaarlijkse toevoegingsmaximum bereikt.
De advocaat-medewerker spreekt haar onvrede uit en wil van de toevoegingen af. Smit schrijft haar hierop dat ‘de initiële (hoofd)redenen van het aangaan van het dienstverband thans non-existent meer lijken te zijn’. Ze stapt naar de deken en de Raad voor Rechtsbijstand; de raad concludeert na onderzoek dat Smit inderdaad ten onrechte zestig toevoegingen op haar naam heeft aangevraagd.
De advocate wordt hierna niet alleen ontslagen, ook stapt Smit naar de rechter om een schadevergoeding bij haar los te krijgen. Op grond van een vaststellingsovereenkomst claimt hij dat zij door uit de school te klappen haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden. De rechtbank Den Haag oordeelt in maart 2017 echter dat haar melding van ‘een evident onjuiste gang van zaken’ bij het advocatenkantoor geen schending van de geheimhoudingsplicht inhoudt.
Begin dit jaar schorste het Hof van Discipline Smit acht weken – waarvan vier weken voorwaardelijk – voor zijn gesjoemel met toevoegingen. In het hoger beroep van zijn civiele procedure blijft Smit volhouden dat de advocaat-medewerker haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Hij eist opnieuw een schadevergoeding van 40.000 euro van zijn voormalige werknemer, plus een dwangsom van 50.000 euro per keer dat zij nog eens haar geheimhoudingsplicht zou schenden, tot maximaal een miljoen euro.
‘Haar eigen goede naam was in het geding’
|Het Haagse Gerechtshof maakt in een vorige week gepubliceerd arrest van 30 april korte metten met deze vorderingen. Middels een stekelig bijzinnetje in het arrest geeft het hof bovendien aan dat de grieven van Smit niet heel helder zijn: ‘De stellingen van appellant laten aan duidelijkheid te wensen over.’
Hoe het ook zij, wat het hof betreft heeft de advocaat-medewerker gedaan wat zij in deze situatie moest doen: ‘Met haar uitlatingen richting Deken en Raad voor de Rechtsbijstand heeft zij voldaan aan de voor haar uit voormelde gedragscode en inschrijvingsvoorwaarden voortvloeiende plicht om misstanden (in dit geval: misbruik van subsidiegelden) te melden. […] Dit geldt te meer omdat de eigen goede naam van [geïntimeerde] in het geding was: de in geding zijnde toevoegingen waren immers op haar naam aangevraagd, zodat op haar naam artikel 9 van de Inschrijvingsvoorwaarden werd overtreden.’
In dit licht kan volgens het hof ‘niet in redelijkheid worden geoordeeld dat zij een boete heeft verbeurd vanwege schending van haar geheimhoudingsplicht. Goed werkgeverschap staat aan het innen van boetes in de weg.’ Daar komt nog bij dat tegenover de beschuldigingen van de advocaat-medewerker enkel ‘een blote ontkenning van de feiten’ door Smit staat. Ook de gestelde schade heeft hij ‘op geen enkele wijze onderbouwd.’