Gedragsdeskundigen houden niet altijd rekening met niet-aangeboren hersenletsel als ze in een rechtszaak adviseren over een verdachte. En dat zouden ze wel moeten doen, stelt Maaike Kempes, bijzonder hoogleraar Forensische Neuropedagogiek. Een op de drie jeugdige daders heeft zulk letsel. Onder volwassen daders is dat percentage nog hoger.
Kempes hield op 10 juni haar oratie aan de Universteit Leiden. Hierin pleitte ze voor meer aandacht voor hersenschade bij verdachten. Niet-aangeboden hersenletsel kan crimineel gedrag deels verklaren.
Het hoge percentage (jeugdige) daders met hersenletsel is volgens Kempes goed te verklaren. Het gaat vaak om mensen die risicovol gedrag vertonen. Niet zelden wordt dit gedrag verergerd door drank- en drugsgebruik. Hierdoor neemt de kans op hoofdtrauma toe: hetzij door een valpartij onder invloed, of door een vechtpartij. Maar ook het drank- en drugsgebruik zelf kan leiden tot hersenschade en neurocognitieve beperkingen.
Beschadigd brein
Een beschadigd brein is overigens niet voldoende om crimineel gedrag helemaal te verklaren. Kempes wijst erop dat er ook mensen zijn met hetzelfde niet-aangeboren hersenletsel, maar die zich niet schuldig maken aan delicten. Toch moedigt Kempes forensisch gedragsdeskundigen aan om neurobiologische kennis mee te nemen in forensische diagnostiek. “Met inzichten uit de neurobiologie kunnen gedragsdeskundigen beter adviseren over toerekeningsvatbaarheid en de kans op herhaling van crimineel gedrag. Dit kan onder meer leiden tot effectievere behandelingen en een vermindering van criminele recidive bij delinquenten met niet-aangeboren hersenletsel.”
Beslisboom
Samen met andere onderzoekers ontwikkelt Kempes, die ook bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie werkt, een lijst en beslisboom waarmee gedragsdeskundigen niet-aangeboren hersenletsel en de gevolgen ervan beter kunnen herkennen. Kempes wijst op het belang hiervan, omdat rechters de adviezen van de gedragsdeskundigen meenemen bij het bepalen van de uitspraak.
Kempes: “Ten eerste moet worden gevraagd of iemand bijvoorbeeld een keer hoofdtrauma heeft gehad en moet er worden gelet op signalen van hersenletsel, zoals moeite met het verwerken van informatie. Als die er zijn, is het nodig om neuropsychologische testen te doen om te zien of het gedrag echt beperkt is.”
Sommige testen kunnen gedragswetenschappers zelf doen. Voor meer specialistisch onderzoek, zoals bijvoorbeeld een hersenscan en uitgebreid neuropsychologisch onderzoek, kunnen ze de hulp inschakelen van Het Neuroloket van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.