Een Limburgse advocaat die meermaals onbevoegd cliënten had vertegenwoordigd in Duitsland en bovendien ‘technisch failliet’ bleek te zijn, is per 1 augustus 2014 van het tableau geschrapt. Het Hof van Discipline bekrachtigde eind vorige week een uitspraak van de Raad van Discipline uit december 2013, maar verzwaarde de straf van drie maanden schorsing die de raad had opgelegd.
De directe aanleiding voor deze tuchtzaak was de klacht van een vrouw die zich in Duitsland door deze advocaat had laten bijstaan in een echtscheidingszaak. De advocaat vertegenwoordigde haar in maart 2010 als ‘Rechtsanwalt’ in een pensioenverdelingskwestie, maar verzuimde haar in te lichten dat ze onder bewind was gesteld. Daarnaast informeerde hij haar foutief over haar pensioenrechten.
De advocaat bleek echter al jaren niet meer bevoegd om in Duitsland over het Duitse recht te adviseren of om cliënten bij een Duits (familie)gerecht te vertegenwoordigen. Die bevoegdheid had hij tot eind 2007 overigens nog wel, weliswaar met een beperking tot het Nederlands recht.
‘Zijn onbevoegd optreden als procesvertegenwoordiger in Duitsland raakt aan de kern van een behoorlijke taakuitoefening van een advocaat,’ aldus het Hof in de uitspraak van 18 juli, terwijl de hoogste tuchtrechter ook in een beslissing uit januari 2013 al eens had erkend dat de advocaat onbevoegd was om in Duitsland rechtsbijstand te verlenen. In 2012 werd de advocaat hiervoor bovendien strafrechtelijk vervolgd in Duitsland, met een geldboete tot gevolg. De zaak was onder meer door de Rechtsanwaltkammer in Keulen aangespannen.
Volhouder
‘Verweerder heeft op grove wijze in strijd gehandeld met de zorg die hij als advocaat behoort te betrachten ten opzichte van de belangen van de klaagster’, aldus het Hof van Discipline in de uitspraak, des te meer omdat hem ‘voor soortgelijke feiten al eerder schorsingen is opgelegd.’ De advocaat was zelfs tijdens de behandeling van deze zaak een maand geschorst. Intussen hield hij hardnekkig vol dat hij de klaagster of andere cliënten wel degelijk in Duitsland zou mogen vertegenwoordigen. ‘Dat is met het oog op de belangen van zijn huidige en toekomstige cliënten een uiterst laakbare houding,’ stelt het Hof.
Aanvullend kantooronderzoek door de deken zorgt voor de nekslag: de advocaat, naar eigen zeggen ook nog eens deels arbeidsongeschikt, blijkt ‘technisch failliet’ te zijn. De kantoororganisatie is ‘zeer gebrekkig’, het eigen vermogen is negatief, het saldo op de derdengeldrekening veel te laag en met de Belastingdienst is een betalingsregeling getroffen. Bovendien kan hij door zijn gezondheidstoestand de aanwas van nieuwe zaken niet aan, ondanks de hulp van een nog niet afgestudeerde juridisch medewerker.
Die nieuwe feiten maken dat het Hof de eerder opgelegde schorsing een te lichte straf vindt: ‘Schrapping van het tableau is passend en geboden. Het vertrouwen in de advocatuur ernstig zou worden ondermijnd indien verweerder zijn praktijk zou mogen voortzetten.’