Ze streed door tot het bittere eind: de Noord-Nederlandse advocaat-stagiaire aan wie de Orde van Advocaten een stageverklaring had geweigerd wegens ongeschiktheid voor het vak. Zij mag nu definitief geen advocaat meer zijn: de Raad van State heeft 13 juni beslist dat de weigering terecht is geweest en dat de rechtbank Overijssel hierover correct heeft geoordeeld.
De algemene raad van de Orde van Advocaten Noord-Nederland verleent in augustus 2016 de stagiaire-onderneemster niet de gewenste verklaring dat haar advocaatstage is voltooid. Als haar beroep tegen dit besluit door dezelfde raad ongegrond wordt verklaard, stapt ze naar de rechter. Die geeft haar eveneens geen gelijk, waarna de gang naar de Raad van State volgt. In de tussentijd is zij eind maart 2017 van het tableau geschrapt: tot dat moment was ze zonder stageverklaring blijven doorwerken als advocaat.
De algemene raad van de orde heeft meerdere redenen om haar buiten de advocatuur te houden. Zo ontbreekt het haar aan voldoende praktijkervaring – de begeleiding bij strafzaken liet schijnbaar te wensen over – en haar kantoor staat er financieel zwak voor. Bovendien mankeert er het nodige aan haar ‘grondhouding als advocaat’. Er zijn acht ‘klachtwaardige incidenten’ gemeld, zowel binnen als buiten de rechtbank.
Zo vroeg zij twaalf toevoegingen aan ten gunste van zichzelf, probeerde ze een politieverhoor te beïnvloeden en werd haar rijbewijs voor negen maanden ingenomen, nadat ze een ademanalyse weigerde. Gedurende die negen maanden werd ze twee keer betrapt op rijden zonder rijbewijs, waarna ze uiteindelijk een taakstraf kreeg. De deken overwoog in eerste instantie nog een verlenging van de stageperiode, maar liet die gedachte vanwege deze gebeurtenissen uiteindelijk varen. De advocate voelde bovendien zelf weinig voor verlenging: ze vond zelf dat ze genoeg ervaring had.
De Raad van State merkt in haar oordeel over de uitspraak van de rechter op dat de gevallen advocate nauwelijks solide tegenargumenten of bewijsstukken biedt tegen de verwijten. Zo zegt ze dat de algemene raad bij de beoordeling van de financiële positie van haar kantoor is uitgegaan van verkeerde cijfers, maar ze kan dit niet nader aantonen. En nee, de klachten naar aanleiding van incidenten zijn inderdaad niet afkomstig van cliënten, maar wel van medewerkers van de rechtbank, politie en de Raad voor Rechtsbijstand.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State deelt de mening van de rechter dat ‘van een stagiair mag worden verwacht dat deze weet wat wel of niet toegestaan of passend is. […] De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat [appellante] in zoverre niet naar behoren haar praktijk heeft uitgeoefend’. In navolging van de orde en de rechter concludeert de Raad van State verder dat de advocate ‘in een zodanige mate niet aan de voorwaarden voldoet dat ook een verlenging van de stage met nog drie jaar haar geen soelaas zou bieden’.