Loont het voor een cliënt om de declaratie van zijn advocaat na gedane zaken gewoon maar niet te betalen? De uitspraak van het Haagse Hof over de bevoegdheden van de Geschillencommissie Advocatuur lijkt in die richting te wijzen. Advocaat Harry Oomen moest zijn declaratie op last van de Geschillencommissie met 90.000 euro matigen, maar hij vindt dat de Commissie niet in staat is die te beoordelen.
Even opfrissen: voor de ingewikkelde echtscheidingszaak van een cliënt declareerde Harry Oomen (zijn geschreven reactie vindt u integraal onderaan deze pagina), destijds werkzaam bij de Haarlemse vestiging van Van Diepen van der Kroef, 130.000 euro. Zijn cliënt weigerde de rekening te betalen. Partijen hadden van tevoren afgesproken bij verschil van inzicht naar de Geschillencommissie Advocatuur te stappen. De cliënt weigerde, waarop het kantoor hem via een kort geding alsnog bij de Commissie aan tafel kreeg. Die oordeelde op basis van de urenstaten van het kantoor dat de declaratie gematigd diende te worden tot 40.000 euro.
Het kantoor wees een tussentijds aanbod om te schikken overigens af, en stapte naar de rechter om het arbitrale vonnis te laten vernietigen. Maar de rechter, en later het Haagse Hof, oordeelde dat de Geschillencommissie juist had gehandeld – veel ruimte is er ook niet bij de toetsing van arbitrale vonnissen – en liet het oordeel in stand.
Van Diepen van der Kroef vindt dat de Geschillencommissie de declaraties onvoldoende inhoudelijk heeft beoordeeld door alleen naar de urenstaten te kijken, en niet naar de hoeveelheid werk die in de geschreven tijd is verricht. Daarnaast stelt het kantoor dat de cliënt steeds op de hoogte is gehouden van de inspanningen van de advocaten, en dus eerder aan de bel had moeten trekken als hij het daar niet mee eens was.
Niet gedragsrechtelijk, maar contractueel
Door de afspraak om eerst naar de Geschillencommissie te stappen stond het het kantoor niet vrij om de zaak via een begrotingsprocedure aan de deken voor te leggen. Dat is in eerste instantie ook niet wenselijk, zegt algemeen deken Jan Loorbach: “We willen allereerst dat kantoren hun eigen interne klachtenregeling hebben, dat wordt ook in de wet bepaald. Daarnaast is er de onafhankelijke Geschillencommissie. Die is bedacht omdat bezwaren van cliënten tegen de dienstverlening door hun advocaten vaak geen gedragsrechtelijke inslag hebben, maar meer in de contractuele sfeer liggen: het verwijt van wanprestatie, onjuiste rekeningen en dergelijke. De kracht van deze Geschillencommissie is nu juist dat die een onafhankelijk karakter heeft doordat er een neutrale voorzitter is en naast iemand uit de advocatuur iemand uit een consumentenorganisatie. Deze voorziening is ook laagdrempeliger en deskundiger dan de gewone rechter. Over het algemeen is men, voorzover ik weet, heel tevreden over het functioneren van de Geschillencommissie.”
De Geschillencommissie zelf wil – na herhaaldelijke verzoeken – niet ingaan op haar werkwijze in deze toch tamelijk uitzonderlijke zaak. Communicatiemedewerker Annelies Steeneveld schrijft in een reactie: “De uitspraak van de geschillencommissie is na toetsing door de rechter bevestigd. Zowel de geschillencommissie als de rechter is onpartijdig en onafhankelijk en bekwaam de beoordeling te verrichten. Evenals de gewone rechter weegt de geschillencommissie de argumenten van beide partijen. Daarmee zal het kantoor het dan ook moeten doen. Wij hebben daar niets meer of anders aan toe te voegen.”
Over de zaak zelf kan ook Loorbach “van buiten” weinig zeggen. “Het is natuurlijk een spectaculaire en dramatische reductie. Als deze correctie klopt, dan is het ook een teken van excessief declareren, waarnaar de deken zou moeten kijken als hij er lucht van krijgt.”
“Enorm amateuristisch”
Maar juist die deskundigheid van de Geschillencommissie wordt hevig betwist. “Als je de uitspraken leest in het Advocatenblad, zakt je broek ervan af,” zegt Frans van Velsen, voorzitter van de Bond van Ondernemende Advocaten (BOA). “Het is enorm amateuristisch: een sausje redelijkheid, een toefje billijkheid, en op basis daarvan wordt een oordeel geschreven. Heel onjuridisch. Ik begrijp dat je de zaken zo dichter bij de mensen brengt, maar je bent wel een stuk zorgvuldigheid en zekerheid kwijt. Je levert je uit aan de billijkheids- en redelijkheidsnotie van een ander. Dat spoort niet met rechtsregelen.”
Van Velsen signaleert een duidelijke trend vanuit de Orde om het lidmaatschap van de Geschillencommissie verplicht te stellen. “Daar zijn we rabiaat tegen. De advocaat heeft al drie rechters op zijn nek: de strafrechter, de tuchtrechter en de civiele rechter. Daar hoeft niet nog eens een amateurrechter bij. Het idee is dat de tuchtrechter erdoor wordt ontlast, maar dan moet je het gewoon naar de civiele rechter schuiven. Die beoordeelt toch ook de urenopgaves van curatoren? Dat kan hij kennelijk. Waarom dan niet van een advocaat?”
Anderzijds vindt Van Velsen: wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. “Zelf zou ik het nooit gedaan hebben.”
Advocaat gemeen, cliënt zielig
Op LinkedIn – groep Dutch Lawyers – ontspon zich inmiddels een discussie over de zaak. De situatie komt vaker voor, al staat Oomen wat betreft het gedeclareerde bedrag op eenzame hoogte. “Breek me de bek niet open over uitgestelde honoraria,” schrijft een advocaat. “Als rechtsgeaarde vakidioot (…) sta ik cliënten regelmatig toe het honorarium in termijnen te betalen, als betaling – ondanks uitdrukkelijke toezeggingen – uitblijft ga ik toch vaak door, tenzij het te gek wordt. Als je de cliënt na het laatste uitstel tot betaling maant, is de advocaat gemeen, het overeengekomen honorarium ineens te hoog, en de cliënt zielig (…).”