Hoe ver mag je als advocaat gaan met het bedrijven van activisme in de rechtszaal? Die vraag stond maandag centraal bij de Raad van Discipline in de zaak van de Haagse deken Bas Martens tegen Meindert Stelling, de anti-kernwapen advocaat. Twee geharnaste heren, beiden met een deels militaire achtergrond: Stelling was beroepsofficier bij de luchtmacht, Martens heeft als specialisme onder meer militair strafrecht.
Door Lucien Wopereis
Wat moet je als deken met een advocaat die elke gelegenheid, in welke tucht- of rechtszaak dan ook, aangrijpt om zijn politieke en juridische opvattingen voor het voetlicht te brengen? Meindert Stelling is zo’n advocaat. Hij is er met elke vezel in zijn lichaam van overtuigd dat de Nederlandse gevestigde politieke en juridische orde, het establishment, misdadig handelt door nucleair ingrijpen onder omstandigheden te sanctioneren. Dat gaat gepaard met grote woorden – ‘voorbereiding voor massamoord’, ‘rechtsverkrachting’, ‘extreem misdadige rechtspraak’ – en een indringende, soms bijna intimiderende manier van pleiten.
De Haagse deken Martens vindt dat Stelling in woord en gebaar veel te ver gaat, en eist onmiddellijke schorsing van de advocaat. Omdat Stelling geen maat kan houden. Eindeloze wrakingsverzoeken, het onophoudelijk bruskeren van de rechterlijke macht, het gooien van zoveel mogelijk zand in de machine: het moet onmiddellijk ophouden. “Hij misbruikt de toga om zijn activistische stellingen telkens opnieuw voor het voetlicht te brengen.” Op basis van een eerdere zitting bij de Raad van Discipline stelt Martens dat Stelling “zijn woede tegen de instituties niet meer kan beheersen”. Tijdens die zitting ging Stelling op hoge toon tekeer tegen de rechters, en liep hij boos weg uit de zitting.
Stelling is het er uiteraard volstrekt niet mee eens. Hij reconstrueert eerst hoe hij tot zijn standpunten over de zijns inziens misdadige nucleaire rechtspraak is gekomen, en betwist daarna de bevoegdheid van de deken om zijn vrijheid van meningsuiting te beknotten. “De deken heeft niets, maar dan ook helemaal niets te maken met mijn vrijheid van meningsuiting. De vrijheid van meningsuiting kan niet worden beperkt met een open norm als artikel 46 van de Advocatenwet. De deken heeft geen enkele bevoegdheid op dit punt, ook al vindt hij dat niet leuk.” Stelling accepteert wel de strafrechtelijke beperkingen van de uitingsvrijheid – smaad, laster en belediging – maar dan is het woord aan de strafrechter, niet de tuchtrechter.
Zijn samenvatting van het conflict tussen hem en de deken: “Het gaat hier om een botsing tussen de rechtsorde en de gevestigde orde. Daar schampt het. Door mijn werkwijze worden rechters voor fundamentele keuzes geplaatst. Dat lok ik uit, en dat doe ik heel bewust.” Even voor alle duidelijkheid: de gevestigde orde, dat is Martens en dat zijn de gecorrumpeerde rechters. De rechtsorde, dat is Stelling zelf.
Riedel
Beide heren voeren het gevecht in een waardige stijl, al is de verontwaardiging bij Stelling merkbaar groter. Aan het eind van de zitting begint zich dat tegen hem te keren. De hele riedel over de misdadige nucleaire jurisprudentie passeert opnieuw de revue. Vólstrékt, ábsolúút, tótáál, vól-kó-mén: zoveel oprechte verontwaardiging en moreel eigen gelijk slaat op een gegeven moment dood. Je zult het als rechter of opponent maar dagen achter elkaar aan moeten horen. Puntje voor Martens.
Hoewel, de circa zestig aanhangers van Stelling in de zaal hebben geen enkele moeite om de beker van de advocaat helemaal leeg te drinken. “Wát een pleidooi,” verzucht een van hen na afloop van de zitting vol bewondering. De entourage van Stelling is overigens een heel andere dan die van bijvoorbeeld Micha Kat. Hier rustige, veelal wat oudere mensen die elkaar waarschijnlijk nog kennen van de grote anti-neutronenbomdemonstratie in Amsterdam.
Toch worden de sympathisanten even boos als deken Martens zegt dat Stelling de belangen van zijn cliënten schaadt. Boegeroep. “Dat maken wij zelf wel uit!”, roept er een. Stelling zegt dat nog nooit een cliënt een klacht tegen hem heeft ingediend, en de aanwezigen lijken dat met hun verbale protest te onderstrepen. Dit overigens tot ongenoegen van voorzitter P.H. Veling, die de zaal tot rust maant. “Dit vind ik jammer. Dit helpt op geen enkele manier,” laat hij weten.
Privileges
Na de eerste ronde wil voorzitter vooral van Martens weten waarom hij aanstuurt op onmiddellijke schorsing van Stelling, een maatregel die volgens Veling is aangewezen als de advocaat betrokken is bij een criminele organisatie, of als hij op zijn minst anderen directe en vreselijke schade dreigt toe te brengen. Stelling is circa tien jaar advocaat en zijn kruistocht duurt al even lang: vanwaar de noodzaak om die kruistocht nu met ingang van het liefst gisteren te willen beëindigen?
Martens zegt daarop dat de spoedmaatregel ook kan worden ingezet bij misbruik van privileges. Daarvan is volgens hem sprake. Er moet onmiddellijk een streep in het zand.
Dat gevoel van urgentie lijkt bij voorzitter Veling minder aanwezig als hij aan het slot van de zitting aankondigt dat op een verzoek tot onmiddellijke schorsing in beginsel binnen twee weken moet worden beslist, maar dat het in dit geval wel eens twee weken langer zou kunnen duren.
Uitspraak over twee (of vier) weken.