De mediation in een echtscheidingszaak verloopt moeizaam door stroeve communicatie. De echtgenoot voelt zich bovendien benadeeld omdat de advocaat-mediator via LinkedIn en Facebook bevriend is met de advocate van zijn vrouw – én met een nicht die tevens advocaat is. Dat maakt de mediator echter niet partijdig, stelt de Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch.
Gedurende 2017 en 2018 vinden er zes gesprekken plaats tussen het stel in scheiding en de mediator, waarbij de vrouw zich ook door een advocaat laat bijstaan. De verhouding tussen de mediator en de echtgenoot verslechtert snel als zijn vrouw enkele conceptafspraken alleen aan de mediator stuurt, en niet aan hem. De mediator was vergeten dit te checken en biedt haar excuses aan.
Wel mailt ze het stel later dat de man haar ‘ook wel eens een Whatsapp-bericht heeft gestuurd met het verzoek om snel een afspraak te maken’, zonder dit ook aan zijn vrouw te sturen. Ze weigert de scheidingsperikelen enkel met hem te bespreken. ‘Het betreft hier dus een geval “de pot verwijt de ketel”’, vindt de mediator. Dan komt er nog een mailtje van de advocaat van de vrouw boven water – ook niet meegestuurd aan de man –, waarin onder meer staat dat ‘de mediator ook wel weet dat haar ex-man een kort lontje heeft.’
Deze opmerking schiet hem in het verkeerde keelgat: na een laatste gesprek eindigt de mediation. De mediator moet wel partijdig zijn geweest, redeneert hij vervolgens. Ze is immers op Facebook en LinkedIn bevriend met een advocate die een nicht van zijn ex-vrouw is – met dezelfde achternaam als de mediator nog wel –, en ook met de advocate van zijn ex-vrouw. Die, hoe toevallig, ook al dezelfde achternaam als de mediator heeft.
Behalve partijdigheid verwijt hij haar onder meer onnodig grievende opmerkingen, schending van haar geheimhoudingsplicht en onvoldoende voortvarend optreden. De Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch kan echter geen van de acht onderdelen van zijn klacht gegrond verklaren. De mediator was niet partijdig, en uit niets is gebleken dat ze heeft gelogen over haar familiebanden, zoals haar wordt verweten. De raad onderstreept verder dat het normaal is dat collega-advocaten elkaar kennen of contact met elkaar onderhouden.
‘Dat verweerster zakelijke contacten had met mr. X en mr. Y betekent dan ook niet dat er sprake was van (de schijn van) partijdigheid,’ aldus de maandag gepubliceerde beslissing van half april. ‘Ook het gegeven dat verweerster via social media bevriend was met/gelinkt was aan beide collega-advocaten kan deze conclusie niet rechtvaardigen. Een relatie/vriendschap via Facebook dan wel LinkedIn is van een geheel andere orde dan het onderhouden van contacten in een sociale leefomgeving. Naar het oordeel van de voorzitter valt verweerster ter zake tuchtrechtelijk niets te verwijten.’
Ook het per ongeluk niet cc’en van de man – wat later recht is gezet – valt haar tuchtrechtelijk niet te verwijten, en een opmerking à la ‘de pot verwijt de ketel’ is in dit geval niet nodeloos grievend. Bovendien blijkt uit de mediationverslagen dat zij voldoende voortvarend te werk is gegaan.