De Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden heeft een onderzoek gelast naar de financiële gang van zaken bij een eenmanskantoor in Noord-Nederland. Lokaal deken Rob Geene vermoedt fraude en ‘ernstige misstanden’, maar wilde deze vermoedens bij de raad niet nader toelichten. Zonder aanvullende informatie vindt de raad een schorsing van de advocaat een te drastische maatregel.
De deken ontving in december vorig jaar signalen over mogelijke betrokkenheid van de advocaat bij witwassen, paulianeus handelen dan wel ongebruikelijke transacties in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Op zitting bij de Raad van Discipline wilde de deken in het bijzijn van de advocaat echter niet verder uitweiden over nadere details.
Wat de deken wel kwijt wil aangaande de ‘signalen’: twee dochtermaatschappijen van een cliënt van de advocaat zouden liquiditeitsproblemen hebben. Om die – tijdelijk – op te lossen, kocht het advocatenkantoor zelf voor 250.000 euro bouwpercelen van de cliënt aan, onder bedinging van enkele zekerheden. Bovendien werden de percelen deels verrekend met de vorderingen van het kantoor. Hierover zocht de advocaat geen overleg met de deken, wat volgens Geene wel had gemoeten. De percelen zouden later voor een hogere prijs zijn doorverkocht, waardoor de deken fraude vermoedt.
Verder heeft de advocaat volgens de deken ‘bij deze financieel kwetsbare cliënt(en) een honorarium bedongen dat in deze omstandigheden onredelijk is’. Naast een fixed fee van 100.000 euro werd voor sommige specifieke werkzaamheden een uurtarief van 450 euro afgesproken. Een en ander resulteerde in mei 2018 over een verzamelfactuur ter waarde van ruim 350.000 euro aan honoraria sinds 2016.
Geen geheimen
De advocaat betwist dat hij heeft gefraudeerd, zegt geen geheimen te hebben en stelt vrijwillig zijn kantooradministratie van de afgelopen drie jaar beschikbaar aan de unit Financieel Toezicht Advocatuur (FTA). Ook erkent hij dat hij achteraf contact had moeten zoeken met de deken over de grondtransacties, maar het was de eerste keer dat hij te maken had met zo’n transactie.
Volgens de voorzitter van de Raad van Discipline is er ‘voldoende aanleiding om te twijfelen of de praktijk van verweerder wel naar behoren wordt uitgeoefend […], in die zin dat er mogelijk sprake is van misstanden rondom financiële afspraken en activiteiten, betreffende de percelen en/of cliënt(en)’. Een onderzoek naar de kantooradministratie onder leiding van een rapporteur wordt dan ook toegewezen.
Enkel stevige vermoedens van de deken, zonder nadere toelichting, zijn voor de Raad van Discipline echter niet genoeg voor een schorsing. ‘De raad begrijpt dat de deken een afweging heeft gemaakt om de inhoud van dit signaal en zijn bron vooralsnog te beschermen,’ aldus de raad in een beslissing van 7 januari. ‘Maar dit leidt ertoe dat de raad (en verweerder) niet goed weet waarop de vermoede misstanden concreet berusten en de raad niet in staat is (gesteld) de zwaarte van deze informatie te beoordelen en deze af te wegen tegen de belangen van verweerder.’
Een onmiddellijke schorsing voor onbepaalde tijd zou daarom voor dit moment een te zware maatregel zijn. ‘Op grond van hetgeen de deken wel heeft toegelicht heeft de raad niet kunnen vaststellen dat sprake is van een zodanig ernstig handelen of nalaten van verweerder dat dit een schorsing, of een voorlopige voorziening in de zin van artikel 60ab of 60b Advocatenwet, rechtvaardigt.’