Algemeen deken Jan Loorbach heeft op de LinkedIn-groep van de Nederlandse Orde van Advocaten gereageerd op de discussie die is ontstaan naar aanleiding van zijn opmerkingen op BNR over eenpitters. Daar zei hij dat hij zich zorgen maakt over de toename van het aantal eenpitters, onder meer omdat alleen werken “kan leiden tot een te laat ontdekte achterblijvende kwaliteit”. Zijn opmerking leidde tot felle discussies. Hieronder de integrale reactie van Loorbach op de ontstane commotie.
“In het BNR-interview ben ik begonnen met te zeggen dat advocaten die in hun eentje praktijk voeren dat doorgaans goed doen – of woorden van een dergelijke strekking. Het zijn ongetwijfeld deze kwaliteitsbewuste advocaten uit die groep die nu geschoffeerd reageren. Dat toont een gekrenkte beroepstrots die ik zeer respecteer, maar zij waren natuurlijk niet de geadresseerden van de zorgen die ik inderdaad na deze inleiding heb uitgesproken. Die zorgen hebben goede gronden en dat preciseer ik als volgt.
De NOvA is alerter en wellicht opdringeriger naarmate tussen advocaat en cliënt de informatie-assymetrie groter is (rapport Van Wijmen). Kleinere kantoren, waaronder statistisch natuurlijk heel veel eenmanskantoren, bedienen veel cliënten met zo’n beperkte kennis van zaken; dat rechtvaardigt dus extra aandacht. Een asielzoeker die het Nederlands niet machtig is kan de kwaliteit van zijn advocatuurlijke dienstverlening nu eenmaal slechter beoordelen dan een bedrijfsjurist van een grote verzekeringsmaatschappij.
Eenmanskantoren zijn door hun aard minder (direct) onderworpen aan collegiale controle/toetsing dan meermanskantoren. Wie daardoor in zijn professionele discipline verslapt, wordt minder snel door een ‘collega proximus’ bij de les getrokken. Niet voor iedere alleenzittende advocaat is feedback via LinkedIn een volwaardige remplaçant, vrees ik.
Die kwetsbare combinatie van de minder mondige en minder oordeelkundige cliënt en de minder collegiaal ingebedde advocaat (die, nogmaals, daardoor niet per se ‘minder’ hoeft te zijn!) mag voor de toezichtverantwoordelijken in de advocatuur reden zijn voor een verzwaarde dijkbewaking.
Tot zover de theorie. Empirie bevestigt deze aannames. Het sluit aan bij mijn eigen ervaring als Rotterdamse deken (in de vorige eeuw, moet ik toegeven, maar toch…).
Het sluit aan bij wat ik van rechters hoor, van collega-advocaten en van de lokale dekens.
Kortom: meermanskantoren zijn niet per definitie goed en eenmanskantoren zijn zeker niet per definitie slecht. Maar bij heel kleine kantoren is er de geschetste extra risicofactor en dat risico blijkt zich zo vaak voor te doen dat dit ons een toezichtzorg moet zijn, in het belang van de kwetsbaarste cliënten. En die zorg rechtvaardigt het dat we die zo af en toe uitspreken ook.
Tot zover de schoen die u vooral niet moet aantrekken als die u niet past!”
Ook op DutchLawyers wordt volop gediscussieerd over de uitlatingen van Loorbach. Klik hier