Mr. Noa de Leon-van den Berg kijkt terug op de rechtszaak tegen Ali B. en komt tot louterende inzichten. “Het live volgen van de zitting is voor niemand goed geweest. Niet voor Ali B., niet voor de slachtoffers en niet voor de advocatuur.”
Ruim twee jaar lang was het stil rondom Ali B., ’s lands bekendste rapper. In afwachting van de strafzaak tegen Ali B. werd er door diens advocaat, mr. Bart Swier, nagenoeg niet met de pers gesproken. Het gevoerde mediabeleid leek zijn vruchten af te werpen, in die zin dat de strafzaak ter zitting zou worden besproken en niet in de media. De verdenking tegen Ali B. was immers aangevangen na de ‘beruchte’ uitzending van BOOS. Een zogeheten Trial by Media lag op de loer.
De mediastilte leek een heel goede strategie. Het liep anders. Kort voor aanvang van de zitting ontspoorde de tot dan toe gevolgde mediastrategie en werd het alsnog een ‘heus rechtbankdrama’. Ook het optreden van de betrokken advocaten deed veel stof opwaaien.
Advocaten en bekende mensen. De media lijken van beide geen genoeg te kunnen krijgen en een combinatie van de twee staat garant voor veel media-aandacht. Dat gold des te meer voor de rechtszaak rondom Ali B. Drie zittingsdagen lang was de strafzaak tegen Ali B. te volgen via het medium ‘X’ en grote delen van de zitting zijn opgenomen en uitgezonden op televisie. ’s Avonds werd in diverse talkshows ook over ‘de zaak Ali B.’ gesproken.
Het entertainmentgehalte van de strafzaak was zo hoog, dat het leek alsof de media vergeten waren dat de betrokkenen in de strafzaak ‘echte’ mensen zijn, zowel wat betreft de slachtoffers als de verdachte. Ik zal mij in deze column beperken tot het optreden van een aantal bij de zaak betrokken advocaten, zonder daarbij afbreuk te willen doen aan het leed van de betrokkenen.
Terugkijkend op de strafzaak (in eerste aanleg) moet me van het hart, dat de strafzaak wel wat weg had van een rechtbankdrama of beter gezegd een ‘Griekse Tragedie’ in drie bedrijven. Compleet met een ‘deus ex machina’ in de vorm van een ‘nieuwe’ getuige die zich in de avond na de eerste zittingsdag bij de politie had gemeld.
Eerste bedrijf: de media-advocaat
In het eerste bedrijf van de tragedie, kort voor aanvang van de inhoudelijke behandeling, betrad nogal onverwacht een nieuwe advocaat de juridische arena: mr. Natacha Harlequin.
Mr. Swier was tot dat moment Ali B.’s advocaat. Harlequin zou als ‘media-advocaat’ worden toegevoegd aan het verdedigingsteam. Een beetje curieuze titel, wat mij betreft. Ik meen dat media-advocaten advocaten zijn die zich bezighouden met het complexe rechtsgebied van het mediarecht. In de context van de strafzaak tegen Ali B. werd met ‘media-advocaat’ kennelijk een advocaat bedoeld die de pers te woord staat. Een opmerkelijke keuze omdat het voor de hand ligt dat in een mediagevoelige rechtszaak de advocaat (Swier) zelf degene is die de pers te woord zal staan.
‘Het leek alsof de media vergeten waren dat de betrokkenen in de strafzaak ‘echte’ mensen zijn, zowel wat betreft de slachtoffers als de verdachte’
Ook een begrijpelijke keuze, gelet op de media-persoonlijkheid die mr. Harlequin is en daar zit ook meteen de dubbele-pet -problematiek. Met grote regelmaat duidt zij als ‘advocaat-in-de-media’ grote strafzaken in een televisieprogramma. In de hoedanigheid van advocaat van Ali B. liet Harlequin zich in datzelfde tv-programma, waarin zij dus als deskundige optreedt, kort voor de zitting onder meer ontvallen dat Ali B. een ‘enorm goede energie’ bezat en dat er nog een ‘bom zal barsten’ tijdens de zitting.
Naar wat zij daarmee heeft bedoeld, kunnen we slechts gissen. Van de zijde van de verdediging leek er ter gelegenheid van de zitting geen sprake te zijn van een ‘bom die barstte’. De beelden van een cliënt die zijn ‘media-advocaat’ de mond snoert (‘Natacha, ik wil echt even iets zelf zeggen’), leken overigens wel te duiden op barstjes in de samenwerking.
Tweede bedrijf: een explosief telefoongesprek
Nee, de ‘bom die barstte’ leek te komen van slachtofferadvocaat mr. Ruth Jager die op de derde dag van de zitting iedereen overviel door de mededeling dat zij door advocaat mr. Michael Ruperti, namens Ali B., was gebeld. In welk telefoongesprek een van haar cliënten in deze strafzaak, Ten Damme, onder druk werd gezet om met Ali B. in gesprek te gaan. Kennelijk om de druk die van het verzoek van Ruperti uitging kracht bij te zetten, vermeldt Jager daarbij uitdrukkelijk (en onnodig) dat Ruperti de advocaat is van ‘Ridouan Taghi, ’s lands meest bekende en gewelddadige crimineel’.
Me dunkt dat dit telefoongesprek wél als een ‘bom die barstte’ kon worden aangemerkt. Ik had in elk geval enorm te doen met Swier. De regie over de verdediging leek hem te ontglippen. Hij was niet op de hoogte van de actie van Ruperti, zo vertelde hij later.
Jager geeft zelf in een interview na de zitting aan dat zij er destijds vanuit ging dat Swier niet op de hoogte was van het ‘verzoek’ van Ruperti en zij kwalificeert het handelen van Ruperti als ernstig. Dit roept in elk geval de vraag op waarom Jager na dat telefoongesprek niet de deken en Swier heeft geïnformeerd omtrent het telefoongesprek en de druk van Ruperti die zij, althans haar cliënte, kennelijk heeft ervaren.
Derde bedrijf: de (ex-)advocaat van ’s lands grootste crimineel
Opmerkelijk genoeg kwamen Jager en Ruperti vervolgens met een gezamenlijk statement, waarin zij beiden benadrukten dat het telefoongesprek tussen Ruperti en Jager niet op een dwingende of zelfs intimiderende wijze had plaatsgevonden en dat Ruperti zich onvoldoende had gerealiseerd dat zijn verzoek intimiderend op Ten Damme zou kunnen overkomen, omdat hij niet bekend was met het procesdossier. Wat zeiden zij nu eigenlijk? Was het telefoongesprek nu wel of niet intimiderend?
Ruperti kwam met nog een persbericht waarin hij onder meer benadrukte dat zijn cliënt R. Taghi niets te maken had met Ali B.’s zaak. Daarmee was voor Ruperti de kous nog niet af. De deken heeft een onderzoek naar het handelen van Ruperti in de zaak van Ali B. ingesteld, in welk kader er door de deken ook is gesproken met Swier en Jager. Daags na het bericht van het onderzoek door de deken, heeft Ruperti de verdediging van Taghi neergelegd. Als een van de redenen gaf Ruperti op dat er karaktermoord op hem is gepleegd, omdat hij de advocaat is van Taghi, waarmee hij leek te doelen op zijn telefoongesprek namens Ali B..
Al deze onverkwikkelijke ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat de strafzaak tegen Ali B. niet per se een trial by media is geworden, maar vooral een trial in the media. Het live volgen en opnemen van (delen van) de zitting in de zucht naar media-aandacht is (in retrospectief) voor niemand goed geweest. Niet voor Ali B., niet voor de slachtoffers en niet voor de advocatuur.
Dit ondanks de strakke regie van de rechtbank(voorzitter). Zij deed exact dat wat nodig is in zo een media-gevoelige zaak: zij nam de regie. Afsluitend brengt mij dit tot het louterend inzicht waarmee een Griekse Tragedie altijd eindigt. Het inzicht van dit rechtbankdrama is voor mij, dat de advocaat te allen tijde de regie moet behouden over de verdediging. Punt.
Noa de Leon-van den Berg is gespecialiseerd in het strafrecht en het tuchtrecht. Ze is oprichter en secretaris van Nederlandse Vereniging van Tuchtrechtadvocaten en hoofdredacteur van het Tijdschrift Tuchtrecht.
Deze column is afkomstig uit Advocatie Magazine. Lees hier het volledige magazine