Aan de start van haar loopbaan werkte Bahareh Panjeh Shahi als advocate. Eerst aan faillissementen, later aan miljoenendeals. Toch groeide in vijf jaar het besef dat de advocatuur niet haar pad was. Na een indringende reiservaring in India volgde ze haar hart: ze richtte modelabel Kiss & Tell op, damesmode gemaakt van handgeweven Indiase zijde.
Door Joris Rietbroek
Als kind van Iraanse ouders kwam Bahareh Panjeh Shahi (35) ter wereld in Engeland. Van haar zesde tot haar negende woonde ze in Iran om vervolgens naar Nederland te komen. Hier koos ze na haar middelbare schooltijd voor een rechtenstudie in Leiden, en deed er later Talen en Culturen van het Midden-Oosten naast, vanuit een diepere interesse naar haar roots.
Toen na haar afstuderen de arbeidsmarkt lonkte, kreeg Panjeh Shahi twee banen aangeboden. Eigenlijk startte ze haar carrière met een verkeerde keuze, weet ze nu. Ze had die salesfunctie bij Coca-Cola aan moeten pakken in plaats van advocaat te worden bij Simmons & Simmons. “Ik koos heel verkeerd voor het geld,” blikt ze terug. “Niet dat ik slechte herinneringen heb aan de advocatuur, maar zoals ik nu in het leven sta, zou ik een andere keus hebben gemaakt.”
Bij Simmons & Simmons werkte ze in de faillissementspraktijk, waar ze onder leiding van partner Gerhard Gispen werkte aan omvangrijke faillissementen, inclusief procesvoering in de rechtszaal op onderdelen. Twee jaar verder stapte ze over naar de transactiepraktijk van Freshfields Bruckhaus Deringer (‘ik wilde me graag bezighouden met fusies en overnames’), waarna ze nog eens twee jaar later de kans kreeg om bij Holland Corporate Finance aan de voorkant van deals te werken.
Toch was ook die nieuwe baan voor Panjeh Shahi een bevestiging dat ze op de verkeerde weg zat. “Ik genoot vooral van de gesprekken die ik voerde met oprichters van bedrijven, directeuren en aandeelhouders, over hoe zij hun strategieën bepalen, de concurrentie aangaan, waar ze tegenaan lopen, daar werd ik warm van. De beginfase van een deal vond ik het boeiendst.”
Verlichting
Zodoende groeide het besef dat zij zelf wilde ondernemen, maar dan wel in een andere tak van sport. Maar welke? Ze stopte na ruim een jaar bij Holland Corporate Finance en ging in 2011 eerst lang op reis door Zuidoost-Azië, om vervolgens nog eens twee maanden per trein door India te trekken, van het westen naar het oosten langs diverse heilige plaatsen. Uiteindelijk belandde ze in het noordoosten, op de plek waar Boeddha volgens de overlevering verlichting vond. En tevens de plek waar eigenlijk de wortels van Kiss & Tell liggen: in deze regio kwam Shahi in contact met zijdewevers.
Direct werd ze gegrepen door de werkwijze van deze ambachtslieden. “We ontmoetten een man die een gewaad droeg van een zijden stof, die ik waanzinnig mooi vond,” herinnert Shahi zich nog als de dag van gisteren. “Hij bleek in kleine dorpjes werkgelegenheid te creëren voor de lokale zijdewevers, om zo dit oude ambacht in stand te houden. Het bleek bovendien een bijzondere soort zijde te zijn, waarbij de rups zich een weg uit de cocon eet en als vlinder wegvliegt. Daarna begint de productie van deze ruwe zijde pas. Normaliter worden cocons in heet water meegekookt en gaan de rupsen massaal dood. Het is de reden dat deze stof meer oneffenheden bevat, omdat het natuurlijke zijde is.”
Na thuiskomst wist Panjeh Shahi zeker: hier moest ze iets mee. De jaarlijkse Business Awards van tijdschrift Marie Claire hielpen haar op weg: ze diende een goed onderbouwd businessplan in, belandde in de finale van de wedstrijd en won een deel van haar startkapitaal. “Ik had mijn spaargeld en de bonussen die ik in de advocatuur had verdiend al opzij gezet.” Ze vloog opnieuw naar India om via een plaatselijke stichting de productie van de stoffen te regelen en de zijdewevers een eerlijke prijs voor hun werk te gunnen, om na thuiskomst zelf een eerste basiscollectie te ontwerpen (‘Ik ben altijd wel creatief geweest’), zoals kaftan-achtige jurken en sjaals.
Na een tijdje zelf leuren met haar verhaal en de eerste collectie langs tal van winkels, hapten zes modezaken toe, inclusief Centre Neuf in Amsterdam-Zuid. Het hielp dat de stoffenproductie van Kiss & Tell in het eerste jaar al het Fair Trade-keurmerk verkreeg. Inmiddels is het merk verkrijgbaar in zo’n dertig winkels in Nederland, België, Duitsland, Oostenrijk en Italië. Ook van zaken met wie Shahi nooit eerder contact heeft gehad komen inmiddels aanvragen binnen, dankzij mond-tot-mondreclame en social media.
Bewustwording en duurzaamheid
Haar verhaal slaat kortom aan, in het bijzonder het deel dat zijdewevers een eerlijke prijs voor hun stoffen krijgen. Inmiddels werken er veertig wevers voor het bedrijf. Zij verdienen gemiddeld 70 euro per maand; het minimumloon in India is 1,83 euro per dag. “Wij willen bijdragen aan het creëren van meer bewustwording in deze markt: waar komen de spullen vandaan, hoe worden ze gemaakt en wat is de waarde ervan?” zegt Shahi met een zekere stelligheid. “Vandaar ook onze naam Kiss & Tell – a silk story: omarm dit verhaal en vertel het verder. Zo proberen we de markt een beetje te veranderen; er is binnen ons segment namelijk nog maar weinig aandacht voor duurzaamheid.”
Ook grote modefabrikanten zouden duurzamer kunnen werken, daar is Shahi van overtuigd. Het gaat simpelweg om de gemaakte keuzes. “Zo maken wij ook gebruik van katoen, maar proberen we bij de productie in ieder geval het enorme watergebruik te beperken. In het complete productieproces vragen we voortdurend ons af: hoe kan het met zo min mogelijk schade voor natuur en mens? Als iedereen in de markt dit zou doen, zou je al een betere wereld hebben. Bij grote kledingproducenten zit zo’n filosofie echter niet in het DNA, de nadruk ligt er op marges en winstgevendheid.”
Eigen atelier
Kiss & Tell bestaat momenteel uit vier mensen, onder wie twee parttimers. Shahi houdt zich bezig met ontwerpen, collecties samenstellen, de begeleiding van de productie en marketing. Ook is er een patroonmaakster aan het bedrijf verbonden, die in een klein atelier op het in de Amsterdamse Noorderkerk gevestigde kantoor zelf de eerste samples maakt, waarna de daadwerkelijke productie wordt uitbesteed. De collecties zijn niet heel groot: ze bestaan uit zo’n 25 stukken, naast sjaals. De winkelprijs van Kiss & Tell-jurkje bedraagt zo’n 200 tot 300 euro, sjaals zijn er vanaf 100 euro.
Winstgevend is Kiss & Tell nog niet, maar 2012 en 2013 stonden dan ook vooral in het teken van voorbereiding en financiering. Eigenlijk was 2014 het eerste volledige jaar, met twee collecties op de markt. Inmiddels zijn er vier collecties gelanceerd, leverde een succesvolle crowdfundingactie zo’n 40.000 euro op en is de kans aanwezig dat Kiss & Tell al dit jaar uit de rode cijfers kruipt. Wat een hele prestatie zou zijn, vindt Shahi. “Een modemerk heeft gemiddeld vijf jaar nodig om het break-even-point te bereiken. Door de kosten zo beperkt mogelijk te houden, draaiden we vorig jaar slechts een klein verlies. Na de crowdfundingactie zoeken we nu mensen die bereid zijn te investeren in Kiss & Tell, tegen equity.”
Toekomstplannen
Ook al bevindt Kiss & Tell zich feitelijk nog in de opstartfase, Panjeh Shahi heeft alweer nieuwe plannen, inclusief een koerswijziging. “We onderzoeken of we ons in bredere zin kunnen richten op lifestyle, door van de zijde bijvoorbeeld tassen, gordijnen, kussenslopen en tapijten te maken. Zo kan de nadruk nog meer op de stoffen zelf komen te liggen en krijgen wevers meer werk. De stoffen vormen ons unique selling point, niet zo zeer onze collecties.”
Die collecties mogen dan ook iets kleiner worden. “Dat we bijvoorbeeld één type sjaal in diverse kleuren op de markt brengen in plaats van meerdere verschillende soorten sjaals. Ik geloof niet langer in het oude model dat als je maar meer verschillende kledingstukken in de markt zet, je er ook meer verkoopt. Dat hebben de afgelopen twee jaar wel bewezen.”
Shahia is kortom zielsgelukkig dat ze de overstap naar haar huidige branche heeft durven maken, met alle mooie momenten en soms harde lessen die bij het ondernemerschap horen. “Als advocate zat ik ook erg in dat ‘advocatenwereldje’ en dacht ik dat dit dé wereld was. Ik denk dat meer advocaten dit zo voelen, maar er is zoveel meer. Het zou zonde zijn om maar één wereld te kennen, daarvoor is het leven echt te zoet. Achteraf lag mijn hart toch niet bij de advocatuur, maar belangrijker nog: mijn talenten ook niet.”
Advocatie publiceert gedurende de zomermaanden in de reeks ‘De wending’ interviews met advocaten die het vak hebben verlaten en hebben gekozen voor een andere roeping.