Een laatste verzet in een tuchtzaak van waterbedrijf Holland Water Filtration Systems (HWS) tegen De Brauw Blackstone Westbroek-partner Tobias Cohen Jehoram is door de Raad van Discipline ongegrond verklaard. Dat blijkt uit een dinsdag gepubliceerde verzetbeslissing van de tuchtrechter. Cohen Jehoram over de afloop: “Zonde van de tijd, maar it’s all in the game.”
HWS claimt al jaren dat haar imago ruim tien jaar geleden door de Vereniging van Waterbedrijven (VEWIN) zwaar beschadigd is geraakt, en dat Cohen Jehoram VEWIN niet had mogen bijstaan. HWS heeft daarover al eerder een ongegrond bevonden klacht tegen Cohen Jehoram ingediend, maar die kwestie bleef tot nog toe uit de media. De advocaat zou volgens HWS in het geschil met VEWIN -dat HWS heeft verloren- cruciale informatie hebben achtergehouden uit een ontlastend laboratoriumrapport over de kwaliteit van een nieuw gefilterd waterconcept van HWS, Zero Water. De ‘verdwenen’ informatie in het onderzoeksrapport over het product zou uitwijzen dat er een complot zou zijn geweest van waterbedrijven tegen HWS.
Ondanks dat het Hof van Discipline in 2009 al tot de slotsom kwam dat Cohen Jehoram geen informatie uit het rapport had gemanipuleerd, startte HWS afgelopen jaar nog een tuchtrechtelijke verzetprocedure tegen een eerdere ongegrondverklaring van de Raad van Discipline, uit februari 2014. Volgens de klacht in verzet van HWS wilde de raad in deze eerdere uitspraak onder meer niet van misleiding spreken en oordeelde de tuchtrechter – ten onrechte, vindt het bedrijf – dat het achterhouden van informatie uit een rapport ‘geen onderbouwing oplevert van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen’.
‘Zware aantijging’
De Raad in het ressort Amsterdam bekrachtigt in de nieuwe beslissing van deze week die eerdere uitspraak, om daarnaast te onderstrepen dat HWS in 2009 al een klacht had ingediend tegen Cohen Jehoram gebaseerd op exact dezelfde feiten. “De raad acht niet door klaagster aangetoond dat verweerder kenbaar onjuiste feiten heeft gesteld over de opdrachtgever van het zogenoemde PWN-rapport”, aldus de raad in deze beslissing. “Verweerder hoefde er niet aan te twijfelen dat de VROM-inspectie opdrachtgever was en hem kan derhalve niet worden verweten feiten te hebben gesteld waarvan hij moet hebben geweten dat deze onjuist zijn.”
Hooguit haalde Cohen Jehoram in een eerdere zitting in 2012 de inhoud van twee rapporten over hetzelfde onderwerp door elkaar, aldus de raad, en leverde hij op gegeven moment hetzelfde rapport in met slechts een andere opmaak. Maar ‘de zware aantijging van klaagster dat verweerder valsheid in geschrifte heeft gepleegd door rapportages te manipuleren mist elke onderbouwing, te meer daar verweerder ook een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de layoutverschillen.’
Kous af
Volgens Cohen Jehoram is de kous in deze al ruim tien jaar slepende kwestie nu definitief af, zegt hij in een korte reactie. “Het verzet is ongegrond verklaard; er is zodoende geen hoger beroep mogelijk. Dit was een laatste poging van het bedrijf om mij zwart te maken. Zonde van de tijd, maar zoiets is nu eenmaal all in the game voor een procesadvocaat.”