Drukke tijden voor DAS. De Rechtbank Amsterdam deed recent twee uitspraken waarbij de rechtsbijstandverzekeraar zich moest verdedigen tegen ontevreden klanten: in de eerste zaak was de klant van oordeel dat de verzekeraar wanprestatie leverde door een te beperkte taakopvatting, en in de tweede bepaalde de rechter dat rechtsbijstandverzekerden hebben het recht op vrije keuze van een rechtshulpverlener, ook in zaken waarvoor geen verplichte vertegenwoordiging door een advocaat is vereist. Maar: “Het recht van vrije keuze van rechtshulpverlener omvat niet het recht te bepalen of een procedure noodzakelijk is.”
In het tweede geval bepaalde de kort gedingrechter dat de vrije keuze voor een rechtshulpverlener niet altijd impliceert dat dat ook een advocaat moet zijn. “Dat eiser het recht heeft een rechtshulpverlener te kiezen betekent immers niet zonder meer dat dit een advocaat kan zijn (zoals hij vordert), nu procesvertegenwoordiging bij de kantonrechter niet verplicht is. Anderzijds is algemeen bekend dat bij de kantonrechter in arbeidsgeschillen vaak advocaten optreden. Een en ander vergt nader debat (…) “. Volgens de rechter moet een bodemprocedure hier de gewenste duidelijkheid verschaffen.
Advocaat Leendert de Jong, hij staat de klager in deze zaak bij voor wat betreft de vrije advocaatkeuze en deed eerder aangifte tegen rechtsbijstandverzekeraars wegens “structureel bedrog” op dit punt, noemt dat onderdeel van de beslissing “onbegrijpelijk”. Volgens hem geeft de rechter op basis van de regels en jurisprudentie de cliënt eerst de vrije keuze, en beperkt hij vervolgens die keuze door te stellen dat dat niet per se een advocaat hoeft te zijn. “Volgens mij zag de rechter door de bomen het bos niet meer. Bij de vrije keuze gaat het om de keuze van de cliënt, niet om de vrije keuze van de rechtsbijstandverzekeraar.”
Rechtshulp buiten de verleende opdracht?
In de tweede zaak gaat het om de vraag of een advocaat of een rechtsbijstandverlener – zoals iemand van DAS – niet op eigen gelegenheid moet onderzoeken of en in hoeverre zijn cliënt mogelijk behoefte heeft aan en/of baat zou hebben bij overige rechtsbijstand, buiten de context van de verleende opdracht. In het concrete geval zou DAS hebben nagelaten om de werkgever van de klager – de politie – aan te spreken op diens reïntegratieverplichtingen jegens de klager.
De rechtbank oordeelt echter dat er voor een dergelijke verplichting “geen steun te vinden is in het recht”. “Weliswaar volgt uit het door [klager] genoemde arrest van de Hoge Raad (…) dat van een advocaat – die overigens niet zonder meer gelijk is te stellen aan een rechtsbijstandverlener die geen advocaat is – mag worden verwacht dat hij zelfstandig beoordeelt wat voor de zaak van nut kan zijn en daarnaar handelt, maar deze gevergde beoordeling houdt vanzelfsprekend wel verband met datgene waarvoor de cliënt zich tot zijn advocaat wendt. Een advocaat of andere rechtsbijstandverlener hoeft niet op eigen initiatief te onderzoeken of en in hoeverre zijn cliënt mogelijk behoefte heeft aan en/of baat zou hebben bij overige rechtsbijstand, buiten de context van de verleende opdracht.”
Overigens erkende DAS in deze zaak dat het steken had laten vallen. Tot april 2008 had het “niet met de voortvarendheid gehandeld die van haar mocht worden verwacht”.