Normaal krijgt een journalist nul op het rekest als hij een deken belt met de vraag wat die tuchtrechtelijk gaat doen met een van een strafbaar feit verdachte advocaat. Eerst de strafzaak afwachten, is doorgaans de repliek. Nu is het anders: deken Germ Kemper van de Amsterdamse Orde van Advocaten maakte, hangende het hoger beroep in de zaak Cornegoor, vorige week zélf bekend dat hij afziet van tuchtrechtelijke maatregelen tegen de advocaat. Een vraaggesprek: “Ik ga me niet over de rug van Cornegoor bezighouden met de beeldvorming omtrent het tuchtrecht.”
Waarom heeft u besloten af te zien van maatregelen tegen Cornegoor?
”Er zijn drie elementen. In de eerste plaats heeft Cornegoor zelf openlijk erkend dat hij een fout heeft gemaakt. In de tweede plaats heb ik als deken meer onderzoek kunnen doen dan het openbaar ministerie. Ik heb de beschikking gehad over het dossier van Cornegoor, en op basis daarvan ben ik tot de conclusie gekomen dat er in dat dossier geen enkele indicatie te vinden is dat op het cruciale punt – de afgifte van de legal opinions – sprake is geweest van overleg tussen Cornegoor en cliënt. Er is geen indicatie van bewustheid. Ten derde zag ik het nut van een tuchtrechtelijke maatregel niet in. Cornegoor en ik zijn het erover eens dat hij verwijtbaar heeft gehandeld. Ik hoef het dan niet nog eens in te scherpen met een maatregel. Als Cornegoor níet had toegegeven dat hij fout zat, dan had ik een dekenbezwaar ingediend. Verder heb ik in ogenschouw genomen dat Cornegoor en zijn kantoor al aanzienlijke reputatieschade hebben geleden.”
Waarom hebt u uw beslissing juist nu naar buiten gebracht? Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld.
”Er is sprake van een min of meer toevallige samenloop. Rond de tijd dat het openbaar ministerie de vervolgingsbeslissing bekendmaakte, heb ik een eigen onderzoek ingesteld omdat het ging over het handelen van een advocaat in de uitoefening van zijn functie. Daarmee zijn de twee trajecten ontkoppeld geraakt. Mijn onderzoek – zoals gezegd op basis van het dossier en ook op basis van adviezen van deskundigen – heb ik afgerond, en vervolgens heb ik mijn beslissing openbaar gemaakt. Ik kan niet vijf jaar gaan zitten wachten totdat de Hoge Raad eens een beslissing heeft genomen. Ik voelde me natuurlijk wel gesteund door de beslissing van de rechtbank. Het had anders kunnen lopen als de rechtbank Cornegoor had veroordeeld.”
Wat nu als het gerechtshof straks oordeelt dat Cornegoor wel schuldig is? Is dat niet schadelijk voor het aanzien van het tuchtrecht?
”Dat zij dan maar zo. Ik ga me niet over de rug van Cornegoor bezighouden met de beeldvorming omtrent het tuchtrecht. Het kan natuurlijk nog anders komen te liggen als er bij het gerechtshof feiten naar boven komen die tot dusver onder de oppervlakte zijn gebleven. De zaak zou dan ook tuchtrechtelijk heropend kunnen worden, al zou dat een hele hijs zijn. Overigens komt het omgekeerde ook voor: dat er eerst een tuchtrechtelijke maatregel genomen wordt jegens een advocaat, en dat het strafrecht in de tweede koets zit.”
Moet er geen regeling komen voor de samenloop van het strafrechtelijke en het tuchtrechtelijke traject?
”Het komt gelukkig weinig voor, en ik zie niet meteen aanleiding om daar een hele regeling voor op te tuigen. Als het zich voordoet, dan ploeteren we vrolijk voort.”
U zei zojuist dat u over meer informatie beschikt dan het openbaar ministerie. U zegt eigenlijk met zoveel woorden: ik weet het beter.
”Ik heb in dit geval geen informatie gevonden in het dossier die belastend is. Veel lastiger wordt het als je wél belastende informatie vindt over de advocaat, want dan komt de vraag aan de orde welke informatie je kunt overdragen aan het openbaar ministerie zonder het beroepsgeheim te schenden. Daar moet je per geval heel erg goed over nadenken.”
Heeft u over uw besluit ten aanzien van Cornegoor overleg gehad met het openbaar ministerie?
”Nee. Ik heb ze uiteraard in kennis gesteld van mijn besluit.”
Hebben ze gereageerd?
”Nee. Ik kan me voorstellen dat ze not amused zijn. Dat geldt mogelijk de hele zaak Cornegoor: dat is mijn inziens niet de ideale testcase gebleken.”
We hebben uiteraard het openbaar ministerie gebeld om een reactie. “Daar hebben wij niets mee te maken, en we gaan er ook niet op reageren,” aldus een woordvoerder.