Waar een krantenartikel niet toe kan leiden. In een reactie op een recent artikel in De Pers over officier van justitie Koos Plooij, gingen strafpleiters zo tekeer dat sommige advocaten en ook het openbaar ministerie nu overwegen om naar Angelsaksich voorbeeld een ‘contempt of court’- regeling in te voeren. Die houdt in dat advocaten en aanklagers buiten de rechtszaal niet inhoudelijk op elkaar mogen reageren zolang een zaak onder de rechter is. Op straffe van een boete, of – in het ergste geval – zelfs gevangenisstraf. Advocatie peilde de meningen.
”Plooij komt over als een nette officier, maar het tegendeel is waar. Hij ziet eruit als een pastoor, maar is een haai” (Jan Heijn Kuijpers). “Plooij gaat vanuit een bijna jihadistische visie te werk” (Bart Nooitgedagt). “Aanzet tot karaktermoord”, oordeelde OM procureur-generaal Harm Brouwer vervolgens in een brief aan de landelijk deken.
Het zijn slechts een paar van de uitlatingen over en weer tussen het OM en een reeks advocaten van de afgelopen week. Dergelijke beledigingen vliegen de kemphanen al veel langer om de oren. Ze brachten advocaat Gerard Spong afgelopen week op het idee van een Nederlandse variant van contempt of court.
Advocaat en strafrechtdeskundige Geert-Jan Knoops vindt dat een contempt of court-regeling het overwegen waard is, maar “alleen als deze regeling wordt ingevoerd voor zowel advocaten als officieren van justitie.” “Het heeft geen zin om deze aanpassing alleen voor de advocatuur door te voeren,” zegt hij. “Ook in het Angelsaksisch recht geldt contempt of court voor zowel het OM als de verdediging.”
Knoops ziet zowel voordelen als nadelen van een dergelijke bepaling. “Een voordeel kan zijn dat advocaten sneller en effectiever tot de orde geroepen kunnen worden als zij volgens de rechters over de schreef gaan. Een nadeel is een beperking van de vrijheid van meningsuiting van advocaten, bijvoorbeeld in de pers.”
Het bespreken waard
Waarnemend deken Lotje van den Puttelaar vindt Gerard Spong’s suggestie om contempt of court in Nederland in te voeren een “interessante gedachte”, maar benadrukt dat ze zich nog niet in deze vraag heeft verdiept. “Ik ben bekend met contempt of court , maar het idee om dit in Nederland in te voeren is voor mij nieuw. Het is het bespreken waard.”
Zij vervolgt: “Er is nog niet uitgebreid over gepraat, maar het artikel in De Pers en contempt of court worden zeker agendapunten tijdens de vergadering van de Algemene Raad aan het einde van de maand. We gaan het ook bespreken op het jaarcongres van de Nederlandse Orde van Advocaten op 25 september. Het zal dan specifiek gaan over fatsoen en manieren in en buiten de rechtszaal, en over de rol van advocaat en officier van justitie bij waarheidsvinding en rechtsbescherming.”
Op de vraag of een contempt of court-regeling ten koste zal gaan van de vrijheid van meningsuiting, antwoordt Van den Puttelaar: “Beledigen is geen vrijheid van meningsuiting. In de boodschap moet je vrij zijn, maar met betrekking tot de verpakking van die boodschap valt nog veel te leren. Er zijn advocaten die daar goed in zijn, maar dat geldt lang niet voor iedereen.”
Voldoende mogelijkheden
Hoogleraar Advocatuur Floris Bannier is geen voorstander van de invoering van contempt of court. Er zijn al mogelijkheden genoeg om de huidige problemen aan te pakken, vindt hij. “Ik heb geen idee of Spong’s suggestie breed gedragen wordt binnen de balie, maar ik vermoed van niet. Er is immers al het tuchtrecht. En er zijn andere strafrechtremedies, zoals smaad en belediging.”
Ook Knoops verwacht binnen de advocatuur geen enthousiast onthaal van Spong’s idee. “Anderen hebben eerder al hetzelfde geopperd. Ik verwacht geen brede steun, aangezien contempt of court de vrijheid van advocaten om zich bijvoorbeeld in de media uit te spreken over een lopende strafzaak, kan inperken.”
“In het algemeen kan de rechter goed overweg met onbeleefde advocaten”, voegt Bannier daar aan toe. Maar wat moet er gebeuren als een advocaat uit zijn slof schiet tegen een officier van justitie? “Die laatste zou, wanneer contempt of court wordt ingevoerd, aangifte moeten doen. De advocaat zou dan apart vervolgd moeten worden. Niet onmogelijk, maar erg omslachtig. Of zou de rechter ter zitting de advocaat het woord mogen ontnemen? Dat kan nu ook al.”
Bannier wijst op de bestaande mogelijkheid van een tuchtklacht. “Daarvan wordt spaarzaam gebruik gemaakt. Als ik de uitingen van Mr Brouwer en Mr Bekkers lees, zou ik een klacht wel interessant vinden.”
Gecompliceerd
Waarnemend deken Van den Puttelaar verwacht dat het gecompliceerd zal zijn om contempt of court in Nederland te introduceren, omdat het Angelsaksische consept “niet zo passend is in ons model.” Knoops is het niet met haar eens: “Het zal op zich niet veel aanpassing behoeven. Ook bij de internationale straftribunalen, waar ik veelal optreed als advocaat, is dit concept met een eenvoudige regeling ingevoerd.”