Een advocaat die ervan wordt verdacht een stiekem opgenomen seksfilmpje op websites te hebben geplaatst, kan onderzoek naar zijn digitale activiteiten niet voorkomen met het inroepen van zijn beroepsgeheim. Dat heeft de rechtbank Noord-Holland eind juli bepaald.
Door Lucien Wopereis
De advocaat wordt verdacht van smaadschrift omdat hij het seksfilmpje van hem en de aangever – zonder diens medeweten en toestemming – op internet heeft geplaatst. Het filmpje was opgenomen in een auto, en de actie was vanuit twee camerastandpunten met een spycam vastgelegd. Het filmpje werd op drie ‘gaypornosites’ geplaatst.
De verdachte zegt van niets te weten. Hij zegt dat hij het filmpje niet kent, en op andere vragen van de politie geeft hij geen antwoord. De politie wil daarom de gegevensdragers van de verdachte advocaat onderzoeken.
Volgens de rechtbank Noord-Holland is de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte in dit geval gerechtvaardigd. De inbreuk ziet op ‘het voorkomen en opsporen van wanordelijkheden en strafbare feiten, en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, namelijk die van aangever’.
De omstandigheid dat de verdachte ook advocaat is en dat de gegevensdragers ook geheimhoudersinformatie bevatten, is in dit geval niet relevant. De digitaal rechercheur heeft namelijk aangegeven dat hij zijn onderzoek zal kunnen doen zonder die stukken te openen. De rechtbank: ‘Tegen deze overweging is niet opgekomen. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van verdachte niet of nauwelijks opmerkingen gemaakt over de status van verdachte als advocaat.’
Bijzonder in deze zaak is verder dat de aangever eerder slachtoffer is geworden van hetzelfde strafbare feit. Bij de politie verklaart hij dat zijn leven ‘echt is verpest door het eerste filmpje’. ‘Dit was allemaal iets minder aan het worden en ik ben bang dat het door dit filmpje allemaal weer erger wordt. Verdachte wist dit dus allemaal, dit is het ergste wat hij kon doen.’