Vorige week dinsdag werd er in Zeist gediscussieerd over de toekomst van de advocaat in dienstbetrekking. De Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten had de bijeenkomst georganiseerd bij wijze van meningspeiling over de gevolgen van het Akzo Nobel-arrest, maar gaf bij monde van algemeen deken Loorbach meteen een stevig schot voor de boeg: “Het moet linksom of rechtsom worden opgelost. Óf alle advocaten hebben verschoningsrecht, óf we nemen afscheid van de mogelijkheid om in die situatie advocaat te zijn”. Het is de vraag waarom Loorbach het bij aanvang van de bijeenkomst zo scherp stelde.
Wilde hij vooral reacties uitlokken, of was het hem om iets anders te doen? Loorbach sprak er met geen woord over en er werden door de aanwezigen in de zaal ook geen vragen over gesteld, maar naar het zich laat aanzien was de opmerking vooral bedoeld als waarschuwing aan het adres van advocaten in dienstbetrekking.
Het verschoningsrecht staat onder druk, ook voor ‘gewone’ advocaten. De impliciete waarschuwing van Loorbach: wij laten het niet zover komen dat wij de tegenstanders van het verschoningsrecht een wapen in handen geven. Die kunnen immers de volgende stelling poneren: de advocaat in dienstbetrekking heeft geen verschoningsrecht in mededingingszaken, waarom zou niet hetzelfde moeten gelden voor de gewone advocaat? Waarom zou communicatie tussen bedrijf en advocaat in dienstbetrekking niet onder het verschoningsrecht vallen, en die tussen bedrijf en de externe advocaat wél?
Of, anders gezegd: als de Orde zelf toestaat dat er verschillende geledingen advocaten ontstaan, dan kan in de politiek de neiging ontstaan om ook andere uitzonderingsposities te creëren. Het is naar alle waarschijnlijkheid die vrees voor een mogelijk eroderende werking van het Akzo Nobel-arrest die leidde tot de stevige stellingname bij aanvang van de bijeenkomst. Mocht de Orde uiteindelijk voor de keuze worden gesteld, dan zal het de advocaat in bescherming nemen, en is het bye bye advocaat in dienstbetrekking.
Advocaat als intern vertrouwenspersoon
Ook op een ander moment bleek dat er bij Loorbach sprake is van een zekere scepsis over het fenomeen advocaat in dienstbetrekking. Eén van de aanwezigen vertelde dat hij binnen zijn bedrijf, betrokken bij de bouwfraude, was gaan functioneren als vertrouwenspersoon voor werknemers die zich afvroegen of ze wellicht ook fouten hadden gemaakt in die affaire. De advocaat in dienstbetrekking vertelde de aanwezigen dat hun geheimen bij hem veilig waren, ook jegens de werkgever.
Loorbach wilde er meteen meer over weten. “Waar zit dan de vertrouwensverplichting: bij de werknemer die u bepaalde zaken toevertrouwt, of bij uw cliënt, de werkgever?” Het leidde tot geroezemoes in de zaal, en tot een echt antwoord kwam de spreker niet.
Uiteindelijk werd de soep minder heet gegeten. Vooralsnog. Aan het eind van de bijeenkomst met de bedrijfsjuristen zag Loorbach een mogelijke derde weg: de zaak dood laten bloeden. “We zouden ook kunnen zeggen: so be it. We gaan verder met twee soorten advocaten, en berusten in de status quo.”
Een realistisch scenario? Geen idee. Het is ook te veel te vroeg om te constateren dat de Orde van de advocaat in dienstbetrekking af zou willen. Maar dat die op zijn tellen moet passen, is wel zeker.
Lucien Wopereis, hoofdredacteur
Wilt u reageren? redactie@advocatie.nl