Vorige week schreven we op deze website dat Nederlands “eerste echt bekende strafpleiter, Max Moszkowicz senior, per 31 december 2012 is uitgeschreven van het tableau”. Nou, dat hebben we geweten.
Door Lucien Wopereis
Of we wel wisten dat er vóór Moszkowicz nog veel meer en nog veel beroemdere strafpleiters waren geweest. Of we wel wisten dat Max Moszkowicz geen onbeschreven blad was, en voortdurend in de clinch lag met lokale dekens. Dat Moszkowicz senior helemaal niet zo’n goede advocaat was, en alle aandacht niet waard. En tot slot dat we per subiet op moesten houden over die hele familie Moszkowicz, schandvlek voor de Nederlandse advocatuur.
In advocatuurlijke kringen werkt de naam Moszkowicz wel vaker als een rode lap op een stier. Ik vraag me dan altijd af: hebben die mensen gelijk als ze zeggen dat Max & Bram het aanzien van de advocatuur zo’n schade hebben toegebracht, en nog steeds toebrengen? Of is hier ook sprake van jalousie de métier? Ik bedoel maar, ik ben journalist en erger me groen en geel aan het feit dat Frénk van der Linden altijd ‘meesterinterviewer’ wordt genoemd.
Beroemd
Maar door één van de briefschrijvers werden we dus beticht van het publiceren van een feitelijke onjuistheid, want er waren voor Moszkowicz veel meer en zelfs beroemdere strafpleiters. Deze briefschrijver noemt de namen van François Pauwels en Muller Massis.
Daar had ik nog nooit van gehoord, dus heb ik ze gegoogled. Over Pauwels vond ik de volgende passage: “Zijn manier van repliceren was vlijmscherp. In 1965 besloot hij zijn 50-jarige carrière met de verdediging van de verdachten in de geruchtmakende Baarnse moordzaak. Als pleiter was hij vooral bekend om de dramatisch kleurige wijze waarop hij de verdediging bracht. Voorstanders ervan, en daar behoorde gewoonlijk de pers toe, waardeerden daarin de sociale gevoeligheid en het vermogen van hem een rechtszaak boeiend te maken; tegenstanders, vooral in de rechterlijke macht, meenden dat deze vorm van pleiten binnen de Nederlandse rechtspraak, waar de jury immers ontbreekt, onnodig was en te sterk op de emoties speelde.”
De juistheid of onjuistheid van onze kop even daargelaten, zeker is dat deze Pauwels – net als BraMax – in zijn tijd de tongen wist los te maken. Dat is bekende strafpleiters eigen, maar dat wisten we al.
Over Muller Massis is op internet helaas niet zoveel te vinden: slechts wat krantenknipsels over strafzaken waarin hij als raadsman figureerde, en enkele foto’s.
Echt bekend
Keren we terug naar de kwestie: is Moszkowicz senior Nederlands eerste echt bekende strafpleiter? Nee, zegt de briefschrijver: “Stel dat een krant schrijft: ‘Nederlands eerste echt bekende Nobelprijswinnaar’, en dan prof. ’t Hooft noemt. Dan zou u toch ook meteen denken dat die journalist zijn geschiedenis niet kent en hem willen wijzen op Van ’t Hoff, Lorentz en Van der Waals? Het gaat er niet om of de schrijver van een artikel zelf die mensen kent of als bekend persoon heeft ervaren in zijn eigen leven. Of je moet niet schrijven: ‘Nederlands eerst echt bekende strafpleiter’, want dat is de oude heer Moszkowicz gewoon niet.”
Even afgezien van het feit dat ten aanzien van die Nobelprijswinnaars bij mij niet direct allerlei alarmbellen zouden gaan rinkelen – ik ben helaas beduidend minder erudiet dan de briefschrijver -, denk ik dat hij gelijk heeft. Er had iets moeten staan als: Nederlands eerste echt bij het brede publiek bekende strafpleiter. Moszkowicz opereerde immers in het televisietijdperk, en maakte ook veelvuldig gebruik van dat medium. Zijn illustere voorgangers niet.
Dus punt voor de briefschrijver. Maar ik blijf ook denken: Frénk van der Linden! Meesterinterviewer!