“Dat kan ik nog wel hebben,” aldus de cliënt tegen zijn advocaat, toen hij na een verloren hoger beroep leerde dat een cassatieadvies rond de 5.000 euro zou kosten. Vervolgens loopt het mis in de communicatie: zowel cliënt als advocatenkantoor vragen ieder advies aan een cassatieadvocaat. Het kantoor had hiertoe geen opdracht gekregen, aldus het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, en moet de factuur van de cassatieadvocaat daarom zelf voldoen.
Door Joris Rietbroek
Advocaat Bos van het Amsterdamse kantoor Bos en Partners staat een cliënt bij in een geschil met Van Lanschot Bankiers. Op 15 juli 2014 verliest deze cliënt dit geschil in hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam. De cliënt, zelf oud-advocaat, overweegt cassatie, en wenst in eerste instantie dat zijn advocaat naar de prijs van een cassatieadvies informeert. Het is vervolgens een andere partner van Bos en Partners die het arrest naar een cassatieadvocaat stuurt met de vraag hoeveel het honorarium voor een cassatieadvies zou bedragen. Zo tussen de 4.500 en 5.800 euro, luidt het antwoord per e-mail, waarop de partner een minuut later al terugmailt: ‘Uw voorwaarden accepteer ik hierbij. Voorwaerts!’
De inschatting van deze cassatieadvocaat luidt dat een cassatieberoep geen zin heeft. De cliënt blijkt intussen zelf, zonder verder overleg, bij een ander cassatiekantoor te hebben aangeklopt. Op basis van het eveneens negatieve advies van dit kantoor besluit hij niet in cassatie te gaan. De doorberekende declaratie van Bos en Partners voor het cassatieadvies – 7.439 euro inclusief kantoorkosten en btw – weigert de cliënt te betalen; hij had immers geen opdracht gegeven.
‘Over opdrachten als de onderhavige dient adequaat gecommuniceerd te worden en deze moeten vooraf geaccordeerd worden,’ schrijft hij. ‘U hebt binnen een minuut – zonder overleg en goedkeuring – de opdracht verstrekt op 12 augustus 2014: om 15.08 werd akkoord gegeven op een mail van [kantoor cassatieadvocaat] van 15.07 uur. […] Ik heb zelf een opdracht verstrekt aan [Advocaten 2] en heb op geen enkele wijze opdracht gegeven voor een opdracht aan [kantoor cassatieadvocaat]’.
Het advocatenkantoor vindt dat het er vanuit mocht gaan dat de cliënt had ingestemd met het opvragen van het cassatieadvies en spant hierop een procedure aan om de factuur van bijna 7.500 euro alsnog betaald te krijgen. Dat pakt ook in hoger beroep niet goed uit: het kantoor is inderdaad te voortvarend te werk gegaan, oordeelde het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 14 februari, in navolging van de kantonrechter in december 2015.
Uit de reactie van de cliënt à la ‘kan ik nog wel hebben’, had het kantoor niet mogen concluderen ‘dat [geïntimeerde] met de verlening van de opdracht aan [kantoor cassatieadvocaat] instemde,’ aldus het hof. ‘Instemmen met het opvragen van een vrijblijvende offerte is immers iets anders dan het bij voorbaat verlenen van toestemming om enkele weken later na ontvangst van de offerte een opdracht te verlenen.’
Dat cliënt en kantoor elkaar al langer kenden, ‘amicaal’ met elkaar omgingen en zodoende niet altijd alle afspraken schriftelijk vastlegden, doet daar volgens het hof niets aan af. Ook uit het feit dat de cliënt niet tegen de verlening van de opdracht protesteerde, impliceert geen instemming achteraf.
Bovendien had het de cliënt uit het doorsturen van een reeks e-mails inzake het cassatieadvies met als onderwerp enkel ‘ter info’ ‘niet duidelijk hoeven zijn dat [Advocaten 1] namens en voor rekening van [geïntimeerde] een opdracht aan [kantoor cassatieadvocaat] had gegeven. Al met al is de wijze waarop [Advocaten 1] een en ander heeft verwoord en vervolgens heeft doorgezonden zodanig vaag en gebrekkig, dat het feit dat [geïntimeerde] na kennisname van de berichten niet onverwijld aan [Advocaten 1] heeft meegedeeld dat hij zich niet gehouden achtte de kosten van het cassatieadvies te dragen, niet tot het gevolg leidt dat die kosten nu wel voor zijn rekening komen’.