Vijf jaar werkte Carolijn Krens als arbeidsrechtadvocaat bij een middelgroot kantoor. Toen werd ze bedrijfsjurist bij wereldwijd opererend detacheringsbureau Brunel. Deze maand trad ze in dienst bij Aantjes Advocaten in Den Haag. Carolijn Krens is de laatste in de driedelige serie over de overstap of terugkeer naar de advocatuur. “Door mijn ervaring als bedrijfsjurist kwam ik er achter wat ik nu echt wilde: de diepte in en me 100% bezighouden met het arbeidsrecht.”
Waarom stapte u destijds over naar het bedrijfsleven?
“Als advocaat was ik een tijdje gedetacheerd geweest bij een andere detacheringsorganisatie. Ik merkte dat je zo veel beter ziet wat er in het bedrijf gebeurt. Als advocaat adviseer je of behandel je een zaak, maar dan laat je het weer los. Vervolgens heb je er geen grip op of het ook werkelijk wordt uitgevoerd. Als bedrijfsjurist zit je letterlijk middenin de organisatie. Zo ken je achterliggende situaties en personen. Je ziet bepaalde zaken met regelmaat terugkomen, en dan ga je toch denken: wat is er eigenlijk aan de hand? Is er iets met die afdeling? Je kunt eens met de manager gaan praten: ‘Volgens mij gaat dit niet goed.’ Dus je kunt ervoor zorgen dat àls er een ontslag is, er in ieder geval een dossier ligt. Dat leek me leuk.”
En? Was het ook leuk?
“Nou… het was erg leuk, maar naarmate de tijd vorderde kwam ik erachter dat het toch ook wel leuk is om steeds verschillende cliënten te hebben: werkgevers, werknemers, mensen uit verschillende sectoren. Het is voor mij een grotere uitdaging om steeds een nieuwe aanpak te bedenken, en achter alle relevante ins en outs van een cliënt te komen, dan wanneer het steeds om hetzelfde bedrijf gaat, waardoor de dingen die spelen toch meer op elkaar gaan lijken. Bovendien sprak het pure arbeidsrecht me meer aan dan het algemeen verbintenissenrecht. Wat ik ook ervoer is dat ik als bedrijfsjurist ook betrokken was bij de implementatie van mijn adviezen.”
Hoe bedoelt u?
“Ik had bijvoorbeeld bedacht dat er een wijziging in de standaard arbeidsovereenkomst moest komen, dus deed ik een voorstel om de oude aan te passen. Prima: de directie was akkoord, we konden ermee aan de slag. Als advocaat ben je dan in feite klaar. Maar vervolgens moet zoiets geïmplementeerd worden. Bij die administratieve afwikkeling, die vrij lang kan duren, ben je als bedrijfsjurist ook betrokken. Ik ben liever met de juridische inhoud bezig.”
Deze maand begon u als arbeidsrechtadvocaat bij het kleine ‘dameskantoor’ Aantjes Advocaten. Hoe kwam u daar terecht?
“Door mijn ervaring als bedrijfsjurist kwam ik er achter wat ik nu echt wilde. En dat was: de diepte in en me 100% bezighouden met het arbeidsrecht. Het ging me echt om de inhoud, om weer verschillende soorten (arbeidsrechtelijke) zaken te kunnen doen. Je ziet steeds verschillende mensen, verschillende bedrijven, die diversiteit trok me aan. Je hoort allerlei informatie: over werkgevers of over werknemers. En ik hou van de spanning: als iemand bij jou als advocaat komt is er meestal al wel wat aan de hand. Ik vind het heel leuk om daarin te springen. En natuurlijk het procederen zelf, het vaker naar de rechtbank gaan vind ik heel erg leuk.”
Is er sinds uw vertrek veel veranderd?
“De concurrentie tussen advocaten is groter. Er worden soms wel drie advocaten geconsulteerd voor één advies. En cliënten zijn mondiger geworden, vooral als ze ook maar het idee hebben dat er een beter resultaat te halen was. Of als ze een declaratie te hoog vinden. Dan dreigen ze zowat met de media: ‘ik stap naar de pers als je je declaratie niet matigt.’ Denk aan Youp van ’t Hek en de actie tegen T-Mobile. Maar dat is ook de tijdgeest: het gaat financieel slechter, dan worden mensen harder, kritischer.”
Heeft het ook voordelen?
“Zeker! Cliënten zijn meer betrokken, je krijgt ook meer informatie, zodat je een zaak goed kunt doen. Het is niet meer van ‘hier heb je een zaak, zorg maar dat het geregeld wordt.'”