De Bredase deken heeft onvoldoende onderzoek verricht naar vreemdelingenadvocaat M.B. van den Toorn-Volkers in een zaak over vermeende onbehoorlijke praktijkuitoefening. Tot die conclusie komt het Hof van Discipline in een beslissing van 18 februari. De Raad van Discipline schorste de advocaat eerder voor onbepaalde tijd. Het Hof komt echter tot de slotsom dat hetgeen de deken heeft aangevoerd “onvoldoende is om de stelling te kunnen dragen dat verweerster geen blijk geeft haar praktijk uit te kunnen oefenen”.
De eerdere uitspraak van de Raad van Discipline en de schorsing voor onbepaalde tijd trok de nodige aandacht in de media. BN De Stem schreef er over, en Advocatie plaatste een bericht in de rubriek Snelnieuws.
De kritiek van het Hof richt zich op drie punten. In de eerste plaats zijn volgens het Hof “de gepresenteerde gegevens niet vergaard door middel van een a-selecte steekproef, maar ter kennis van de deken gekomen door signalen van ontevredenen”. Dat waren medewerkers van het Juridisch Loket Amsterdam en de Raad voor de Rechtsbijstand. De deken voerde ook andere bronnen op (onder andere “diverse advocaten uit Amsterdam”, “voormalige cliënten” en een “medewerker van de IND”), maar “noch in het inleidend verzoek, noch in enige latere fase van de procedure heeft de deken enige concrete inlichting genoemd die hij aan deze bron ontleent,”aldus het Hof.
In de tweede plaats zijn de gegevens die zouden moeten leiden tot het oordeel dat er sprak is van een slechte praktijkvoering volgens het Hof “in aantal gering ten opzichte van het totaal aantal zaken dat verweerster behandeld”. Het ging om twee zaken uit 2008, vier uit 2009 en drie uit 2010. In de derde plaats heeft de verweerster “op een aantal punten zodanige twijfel gezaaid dat nader onderzoek geboden is, waartoe in de onderhavige procedure geen ruimte meer is (…).”