Het Hof van Discipline heeft vandaag in alle zes zaken tegen Bram Moszkowicz de schrapping van het tableau bevestigd. Dat betekent dat Moszkowicz het vak van advocaat niet meer mag uitoefenen. Het hof acht de advocaat volledig verantwoordelijk voor de tekortkomingen die hem worden verweten en vindt evenals de Raad van Discipline dat ‘Moszkowicz’ werkwijze het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft geschaad’.
Het persbericht van het Hof luidt als volgt:
“Het gaat in deze zaken om een heel scala van ernstige verwijten. Deze spelen zich af over een langere periode en zijn structureel. Mr. Moszkowicz heeft zich gedragen alsof de regelgeving niet voor hem bedoeld was. Hierdoor heeft hij voor alle advocaten geldende regels overtreden, geen verantwoording afgelegd en hebben zijn cliënten niet gekregen wat ze van hem mochten verwachten.
De bezwaren van de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten betroffen het op grote schaal overtreden van de beroepsregels over contante betalingen, bijscholing en het op tijd gereed hebben van de jaarstukken. Ook verweet hij Moszkowicz dat hij zijn verplichting om mee te werken aan het onderzoek naar de verschillende klachten niet nakwam.
De klachten van vijf ex-cliënten laten veelal dezelfde verwijten zien, zoals het niet nakomen van de toezegging dat Moszkowicz zelf als advocaat de stafzaak zou behandelen. Ook klaagden ex-cliënten over onduidelijke verantwoording van (meestal contant betaalde) voorschotten van vaak vele duizenden euro’s, over het declareren van niet-verrichte werkzaamheden en over het niet terugbetalen van te veel betaalde bedragen, ondanks herhaalde toezeggingen. Andere klachten gingen over de voor advocaten belangrijke verplichting om cliënten te wijzen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand.
Al deze verwijten, zowel de bezwaren van de deken als de klachten van de vijf ex-cliënten, vindt het hof gegrond.
Een beroep op de geheimhoudingsplicht, zoals mr. Moszkowicz dat heeft gedaan, mag er niet toe leiden dat de Orde van Advocaten geen toezicht meer kan uitoefenen op het gedrag en de praktijkvoering van advocaten. Een advocaat is daarom verplicht de benodigde inlichtingen aan de deken te verstrekken. De deken, die zelf een beroepsgeheim heeft, zal dan de afweging moeten maken tussen de plicht tot geheimhouding en zijn taak om misstanden tegen te gaan. Als hij vindt dat een bezwaar aan de tuchtrechter moet worden voorgelegd, moet hij beslissen op welke wijze hij het bezwaar indient. Het hof heeft in de zes zaken het beroep van Moszkowicz op zijn geheimhoudingsplicht niet gehonoreerd.
Op de zitting van 21 februari jl. zijn de zes klachten opnieuw besproken. Tijdens het hoger beroep heeft de advocaat te kennen gegeven deels zijn fouten in te zien en zijn ‘leven te willen beteren’ door opleidingen te volgen, zijn kantooradministratie- en organisatie anders in te richten en geen contante betalingen meer te willen ontvangen.
Tot op de dag van de zitting van 21 februari jl. echter waren de jaarstukken over 2009, 2010 en 2011 nog altijd niet gereed en liet de kantoororganisatie nog steeds te wensen over. Ook blijkt uit opdrachtbevestigingen nog steeds niet of mr. Moszkowicz zelf voor zijn cliënt zal optreden en welke werkzaamheden zijn cliënten na vooruitbetaling van het honorarium mogen verwachten.
Bijzonder ernstig vindt het hof dat hij ten tijde van de behandeling in hoger beroep nog steeds geen geld heeft terugbetaald aan zijn financieel gedupeerde ex-cliënten of met hen een regeling heeft getroffen.
Als gevolg van de ernst van de gegrond verklaarde klachten en bezwaren vindt het hof een lichtere sanctie dan schrapping van het tableau niet passend. Bij dat oordeel heeft het hof het tuchtechtelijk verleden van mr. Moszkowicz laten meewegen en ook dat onvoldoende vertrouwen bestaat dat hij zijn werk- en handelwijze daadwerkelijk kan en zal verbeteren.
Moszkowicz moest zich tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden voor het aannemen van grote sommen contant geld zonder dat te melden bij de deken, het jarenlang niet behalen van opleidingspunten, het ontbreken van goedgekeurde jaarrekeningen over een reeks van jaren en onvoldoende medewerking aan het dekenonderzoek naar zijn praktijkvoering.”