In twee Amsterdamse tuchtrechtuitspraken van maart heeft de Raad van Discipline in verband met de spoedeisendheid van de zaak een ‘kop-staart-beslissing’ genomen, en de advocaat in kwestie op de zitting met onmiddellijke ingang en voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van de praktijk. In het ene geval ging het om onbevoegde praktijkuitoefening, in het andere geval zat de advocaat in de cel met beperkingen.
Helemaal nieuw is het niet dat de tuchtrechter een kop-staart-beslissing neemt. Er is ook een uitspraak uit 2015 waarin de Amsterdamse Raad van Discipline naar het middel – waarbij de motivering van de uitspraak volgt op een later tijdstip – greep.
In het eerste geval van begin maart zat de advocaat in voorlopige hechtenis met beperkingen. Het gaat om advocaat Jan Piet van Rossum bij wie in februari 2017 na huiszoekingen in Amsterdam en Den Haag twee drugslaboratoria, grondstoffen en andere zaken voor de productie van drugs werden aangetroffen. De beslissing tot onmiddellijke schorsing werd door de Raad van Discipline op 6 maart genomen, de gemotiveerde uitwerking volgde op 20 maart.
In het tweede geval, de onbevoegde praktijkuitoefening vanwege het ontbreken van een stageverklaring, werd de beslissing tot onmiddellijke schorsing ter zitting genomen op 20 maart. De uitwerking van de beslissing volgt maandag 3 april.