Tot hoever gaat de controleplicht van de tweede bestuurder van een Stichting Derdengelden van een advocatenkantoor? Het Gerechtshof Amsterdam stelt dat aansprakelijkheid van de medebestuurder wegens ongeoorloofde betalingen alleen kan worden aangenomen als hem een ‘persoonlijk ernstig verwijt’ kan worden gemaakt. Gelet op de omstandigheden van dit geval is daarvan geen sprake, aldus het hof.
Een bedrijf had ruim een ton overgemaakt naar de Stichting Derdengelden van een eenpitter om een faillissement af te wenden. De advocaat maakt enige tijd later – ‘ongeoorloofd’ – 85.000 euro over aan diverse partijen. Hij doet dat zonder zijn medebestuurder van de Stichting Derdengelden van de betalingen op de hoogte te stellen. Die medebestuurder houdt elders kantoor.
De betalingen zijn ook mogelijk omdat de betrokken bank twee ‘keycards’ – voor de twee bestuurders – naar het kantoor van de advocaat heeft gestuurd. De medebestuurder heeft de keypas echter nooit ontvangen.
Daar komt bij dat de medebestuurder was toegetreden onder de verzekering dat de Stichting Derdengelden ‘niet of nauwelijks’ gebruikt zou worden. Enkele eerdere overboekingen had hij geautoriseerd door het handmatig plaatsen van een handtekening onder de betalingsopdracht.
De medebestuurder was er wel van op de hoogte dat er een keypas van de bank zou komen, maar hij ging er ook van uit dat die pas geactiveerd zou kunnen worden na persoonlijk contact om te verifiëren wie hij was. Niet onaannemelijk, stelt het hof. ‘Tegen deze achtergrond behoefde de medebestuurder redelijkerwijs geen rekening te houden met de mogelijkheid dat [A] misbruik zou maken van zijn keycard.’
De betrokken eenpitter is in 2014 door de Raad van Discipline overigens geschrapt van het tableau.