Met enige regelmaat gaf Dion Bartels de afgelopen maanden te kennen dat hij wil terugkeren naar de advocatuur zodra zijn (“per definitie tijdelijke”) schorsing zou worden opgeheven. Bartels is bij stap 1, het hoger beroep bij het Hof van Discipline, vooralsnog gestruikeld: het Hof heeft op 2 april de eerdere beslissing van de Raad van Discipline bekrachtigd. Volgens het hof geven de mankementen in Bartels’ bedrijfsvoering blijk van “onbesuisdheid, waarvan verweerder de schadelijke consequenties toendertijd niet heeft onderkend”.
Bartels voert tijdens de (besloten) zitting bij het hof een hele trits van grieven aan. Artikel 6 EVRM is meermalen geschonden, de beroepsaansprakelijkheidsverzekering deugde wél, de financiële situatie van het kantoor deugde wél en publicitair is hij niet over de schreef gegaan: daarmee had hij slechts de bedoeling om cliënten te werven voor nieuwe projecten.
Het Hof van Discipline wijst alle grieven van de hand. Ten aanzien van artikel 6 EVRM stelt het hof onder meer vast dat het laten doorgaan van een zitting ondanks afwezigheid van Bartels – hij moest verstek laten gaan wegens een auto-ongeluk – niet leidt tot schending van artikel 6, omdat hij zich heeft laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Dat is slechts anders als hij “niet in de gelegenheid is geweest zijn gemachtigde vooraf behoorlijk te instueren”. Dat is echter niet gesteld, aldus het hof.
Over de beroepsaansprakelijkheidsverzekering stelt Bartels dat er – bij het oordeel dat hij onvoldoende dekking had gelet op de relatief grote belangen van vastgoedfraudezaken – geen risicoanalyse is gemaakt. “Dit argument keert zich tegen verweerder. Niet gesteld of gebleken is immers dat de door hem gekozen omvang van de dekking berust op een zijnerzijds ondernomen of opgedragen risicoanalyse (…).”
Ten aanzien van de financiële situatie van kantoor gebruikt het hof een vergelijkbare redenering. Uit de afloop, het faillissement, kan niet anders worden afgeleid dan dat het financieel beheer bij Bartels “volledig uit de hand is gelopen, zoals hij ter zitting van het hof trouwens ook heeft bevestigd,” schrijft het hof.
Over het publicitaire optreden van Bartels is het hof ook niet te spreken. Hij was voortdurend bezig met tuchtklachten en civiele kort gedingen, met nadelige financiële gevolgen voor het kantoor. Ook werden door cliënten gestorte fees aangewend om het kantoor uit de penarie te helpen. “Aldus hebben de publicitaire activiteiten een oneigenlijk doel gediend,” stelt het hof vast.
Aan het slot van de uitspraak meldt het hof dat Bartels heeft gevraagd om opheffing van de schorsing, zodat hij advocaat in dienstbetrekking kan worden. Maar weer vangt hij bot: “In deze procedure staat het verleden van verweerder ter beoordeling, niet het (realiteitsgehalte van) zijn toekomstplan.” Wel staat het Bartels “te allen tijde” vrij om zich te wenden tot de raad van discipline met een verzoek tot opheffing van de schorsing, aldus het hof.