Ondanks het feit dat het Dekenberaad eind augustus nog stelde dat aangescherpte regels voor het ronselen van cliënten niet nodig zijn, heeft strafrechtkantoor Anker & Anker aan deken Jan Dijkstra een brandbrief gestuurd over de toename van zulke praktijken. Minder strafrechtzaken en bezuinigingen op de rechtsbijstand kunnen hiervan de oorzaak vormen, denkt advocaat Tjalling van der Goot van het kantoor.
Door Joris Rietbroek
Een recente zaak rond een cliënte van Anker & Anker, een 57-jarige vrouw uit het Friese Sint Nicolaasga die ervan wordt verdacht opzettelijk twee jongens te hebben aangereden, vormde de directe aanleiding voor het kantoor om de brandbrief te sturen. Schijnbaar hadden meerdere advocaten zich bij het politiebureau in Drachten gemeld, pretenderend dat zij de verdachte bijstonden.
“De arrestantenwacht zei ons dat wij ‘de zoveelste’ waren die contact hadden opgenomen om de vrouw te vertegenwoordigen,” vertelt Tjalling van der Goot. “Dergelijke verhalen horen we de laatste jaren steeds vaker, bijvoorbeeld tijdens het napraten na afloop van cursussen die we geven aan advocaten. Het probleem is; de namen zijn nooit bekend. Het zijn dus eerder geruchten dan feiten, maar feit is wel dat we de laatste twee jaar veel meer horen over zulke praktijken. Tien jaar geleden hoorden we zulke verhalen niet.”
Een voorbeeld van een mislukte ‘poging tot indringing van een zaak’ door een advocaat kent Van der Goot nog uit de zaak Marianne Vaatstra, waarbij de arrestantenwacht iemand die zich voordeed als de advocaat van verdachte Jasper S. wegstuurde. Verhalen over nog ernstiger ronselpraktijken – zoals die over gedetineerden die in de gevangenis voor 50 euro cliënten werven voor een advocaat – kent Van der Goot niet uit de praktijk. “Wel komt het klaarblijkelijk meer voor dat een advocaat zich bij de politie meldt een verdachte bij te staan, bovendien zonder dat die verdachte, zijn eigen advocaat of een piket-advocaat daarvan weten. Dat is liegen en daarmee tuchtrechtelijke laakbaar.”
Wie te vertrouwen?
Deken Dijkstra liet Van der Goot en de gebroeders Wim en Hans Anker weten hun zorgen over de zeer vermoedelijke toename van het aantal ‘cowboys’ in de strafadvocatuur te delen. “Maar om te kunnen handelen heeft hij namen en rugnummers nodig,” zegt Van der Goot. “De politie kon ons in deze concrete casus de identiteit van een advocaat geven. Het was een naam waar we overigens niet direct op aansloegen, maar we hebben hem wel doorgegeven aan de deken. Nu piepen wij echt niet over ieder wissewasje, maar zulke acties kun je echt niet laten passeren.”
Want welke strafadvocaten zijn vervolgens nog te vertrouwen, en welke niet? Van der Goot: “Zulke praktijken schaden om die reden niet alleen onze beroepsgroep, maar vooral het belang van een verdachte op zijn kwetsbaarste moment. Stel dat de brutaalste advocaat met het gladste praatje aan de meeste nieuwe zaken zou komen…”
Hoewel niet onderbouwd door onderzoek, kan Van der Goot enkele oorzaken bedenken voor de toename van dergelijke cowboyacties in de strafadvocatuur. “Het aantal strafzaken neemt af doordat het Openbaar Ministerie steeds meer zaken zelf afhandelt voordat ze voor de rechter komen, dus moeten advocaten zich meer inspannen voor zaken. Daarnaast zullen bezuinigingen op de rechtsbijstand hun effect hebben; een advocaat die per se zijn omzet wil halen, kan rare sprongen maken.” Van der Goot kan enkel spreken voor de strafadvocatuur, maar sluit intussen niet uit dat cowboygedrag ook in andere rechtsgebieden plaatsvindt. “Wat te denken van schuldsaneringslaken? Die worden openbaar gepubliceerd en ik kan me zomaar voorstellen dat er advocaten zijn die zich zodoende op zulke zaken storten.”
Scherpere regels niet nodig
Het Dekenberaad besloot eind vorige maand nog dat aanvullende regelgeving voor het inpikken van cliënten niet noodzakelijk is. In plaats daarvan volgde er wel een ‘handreiking’ waarin aan de hand van beslissingen van de raden en het hof van discipline nog eens op een rij wordt gezet wat wél en niet toelaatbaar is bij het overnemen van cliënten. Zo veroordeelde de tuchtrechter recentelijk nog een advocaat die in de wachtkamer van het gerechtsgebouw in Groningen openlijk aan mensen vroeg of ze aan advocaat nodig hadden.
Ondanks de brandbrief van zijn kantoor acht Van der Goot scherpere regelgeving ook niet nodig. “Het mag al niet, dus advocaten die het toch doen kunnen via de tuchtrechter worden veroordeeld. Ik heb alle vertrouwen in dat systeem; het is hooguit de opsporing die nog een probleem is. Met deze brandbrief willen we er vooral aandacht voor vragen: zowel advocaten als – toekomstige – verdachten moeten weten dat dit voorkomt.”