De door advocatenkantoor De Haan gehanteerde beloningscontructie voor Groningse slachtoffers van bevingsschade – in grote lijnen: 100 euro inleg vooraf, 5% fee na succesvolle procedure, 10% fee voor instappers na behalen van succes bij de rechter – was in 2013 al bekend, maar het duurde tot januari 2018 totdat de tuchtrechter tot het oordeel kwam dat er sprake is van een verboden vorm van no cure no pay. Waarom duurde het zo lang? Is het spel wel zuiver gespeeld?
Door Lucien Wopereis en Joris Rietbroek
De voorganger van deken Rob Geene, Jan Dijkstra, zag kennelijk geen aanleiding om de beloningsconstructie van De Haan Advocaten in de zaak van de Groningse gasbevingsslachtoffers voortvarend aan te pakken. Dijkstra was sinds 2008 werkzaam bij De Haan, en deken tot maart 2016. Pas vijf maanden voor zijn vertrek als deken kwam de Orde, in de persoon van toen nog waarnemend deken Geene, in actie.
In de uitspraak van de Raad van Discipline is te lezen dat waarnemend deken Geene in september 2015 een onderzoek instelde na een verzoek van deken Dijkstra, ‘ter vermijding van een mogelijk belangenconflict’. Het handelen van De Haan werd onderwerp van onderzoek, omdat het ‘mogelijk in strijd was met met het verbod op resultaat gerelateerd honorarium in de Verordening en het no cure no pay verbod’.
Geene vliegt er principieel in. Hij zegt bij verschillende gelegenheden dat de beloningscontructie van De Haan een verboden vorm van no cure no pay is, en dat de beloning van het kantoor disproportioneel hoog kan uitvallen na winst van de procedure. Een door de Raad van Discipline opgelegde onderhandelingsperiode van twee maanden – kennelijk ziet de Raad daar ruimte voor – biedt geen soelaas.
Elders in de uitspraak beweren de verweerders (De Haan en bestuurders van het kantoor en de stichting) dat er met de toenmalige deken (Dijkstra) werd overlegd over de beloningsconstructie. ‘Volgens verweerders zijn de toenmalige deken en het kantoor van de Orde van Advocaten Noord-Nederland van 1 november 2008 tot 1 maart 2016 gevestigd geweest op het kantoor van De Haan. Met enige regelmaat is door medewerkers van De Haan met de toenmalige deken en ordemedewerkers gesproken over de acties van De Haan tegen de NAM en zijn de daaraan verbonden financiële condities ook besproken.’
Dat is moeilijk te rijmen met een bewering van opvolger Geene. Die stelt in het kader van een vervaltermijn van drie jaar – naar aanleiding van de stelling van De Haan dat de stichting WAG al in 2013 adverteerde en dat de deken dus eerder in actie had moeten komen – dat Dijkstra ‘toen nog onvoldoende inzicht in de door De Haan te hanteren constructie’ had.
Dus: De Haan en de stichting overleggen regelmatig met deken Dijkstra, maar die heeft onvoldoende inzicht om in te kunnen grijpen. Zoals gezegd was in mei 2013 al bekend hoe de constructie er in grote lijnen uit zou komen te zien: 100 euro inleg vooraf, 5% fee na succesvolle procedure, 10% fee voor instappers na behalen van succes bij de rechtbank.
Er zijn nog enkele andere opvallende zaken. De Haan heeft geprobeerd twee leden van de Raad van Discipline te wraken, advocaat Peter Yspeert en advocaat Margriet Pasma. Peter Yspeert was tot 2014 werkzaam bij Yspeert in Groningen, thans is hij kantoorgenoot van Geene bij Dommerholt. Advocatenkantoor Yspeert probeerde rond 2013 ook een aandeel in de markt van de Groningse gasbevingsslachtoffers te verwerven met een bestuursrechtelijke procedure tegen de gaswinning. Het kantoor stopte daar ook weer mee vanwege te weinig aanmeldingen. Peter Yspeert zag in het mislukken van de zaak van zijn eigen (toenmalige) kantoor kennelijk geen aanleiding om zich in de tuchtzaak tegen De Haan als lid van de Raad van Discipline terug te trekken.
Het andere gewraakte lid van de Raad, Margriet Pasma, werkte tot 2014 als partner bij Bout Advocaten, een kantoor dat blijkens publicaties op de eigen website ook bezig was met slachtoffers van bevingsschade, vooral in argrarische hoek. Pasma beweert geen bemoeienis te hebben gehad met de ‘aardbevingsmarkt’. De wraking van Yspeert en Pasma werd afgewezen omdat het verzoek niet tijdig was ingediend.
Alternatief scenario
Al deze voorgaande feiten in ogenschouw nemend, doemt ook een ander scenario op: er is een harde concurrentiestrijd gaande tussen de Noordelijke advocatenkantoren waarbij het tuchtrecht wordt ingezet als middel om elkaar in de haren te zitten.
In dit scenario komt geen van de betrokken kantoren er goed af. De Haan had deken Dijkstra in eigen huis, en die kwam pas in actie toen zijn afscheid als deken aanstaande was. Eind 2015 draagt hij de zaak als het ware over aan Geene. In de periode daarvoor heeft hij als deken overleg gehad met De Haan, zijn werkgever, en in die hoedanigheid meegedacht over de beloningscontructie. Dijkstra heeft in de periode mei 2013-september 2015 geen stappen tegen De Haan ondernomen.
Andere kantoren zien dat met argusogen aan. De Haan heeft groot succes met het werven van cliënten voor de massaclaim, en dat zorgt voor de nodige kinnesinne, helemaal omdat het kantoor deken Dijkstra aan boord heeft. Opvolgend deken Geene, werkzaam bij zo’n concurrent, steekt er een stokje voor en kiest meteen de principiële high road. De door de Raad van Discipline aanbevolen onderhandelingen mislukken dan ook.
Geene weet zich gesteund door kantoorgenoot Yspeert, lid van de Raad van Discipline, die met lede ogen heeft aangezien dat de mislukte bestuursrechtelijke zaak van zijn eigen kantoor het aflegde tegen de massaclaim van De Haan.
Schijn vermijden
Het fundamentele probleem – dekens die in dienst zijn van een kantoor en een oordeel moeten vellen over het businessmodel van het eigen of een ander kantoor – is natuurlijk niet nieuw, maar komt in de Groningse aardbevingszaak wel pregnant naar voren.
Los van het bovenstaande alternatieve scenario, de verwevenheid van belangen is in deze zaak opvallend. Het roept bijvoorbeeld de vraag op of het niet beter was geweest de zaak te verwijzen naar een andere Raad van Discipline.