Advocaat-generaal Wattel is van oordeel dat de afroommethode – waarbij het gebruikelijke loon van een directeur groot aandeelhouder (dga) wordt gesteld op 70% van de omzet van de bv, verminderd met kosten, lasten en afschrijvingen – niet geschikt is voor advocaten. Wattel is van oordeel dat advocaten ondernemer zijn. Daarom is hun situatie wezenlijk anders dan die van bijvoorbeeld interim-managers; daar is sprake van werknemerschap.
De afroommethode houdt in dat bij bv’s waarvan de omzet voor 90% of meer voortvloeit uit de door dga verrichte arbeid, het gebruikelijke loon van de dga’s kan worden gesteld op 70% van de omzet van de bv, verminderd met daaraan toe te rekenen kosten, lasten en afschrijvingen anders dan de arbeidsbeloning van de dga.
Volgens de advocaat-generaal is de gebruikelijkloonregeling vooral ingevoerd om te voorkomen dat dga’s geen premies, inkomstenbelasting en vermogensbelasting betalen, maar wordt de regeling nu vooral gebruikt om fiscale transparantie te bewerkstellingen. Echter, uit niets blijkt dat de wetgever dat heeft gewild, aldus Wattel. Ook vindt hij het “een misverstand” dat de winstaandelen van de vennootschappen waar ook andere professionals in loondienst werkzaam zijn, uitsluitend worden verklaard door de werkzaamheden van de dga.
Wattel concludeert tot gegrondverklaring van het cassatieberoep van de advocaat. Het woord is nu aan de Hoge Raad.