De deken en het Bureau Financieel Toezicht (BFT) hebben een zelfstandig verschoningsrecht vanwege hun toezichthoudende taken. Dat is het advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad.
De zaak komt voort uit de grootscheepse fraude bij Pels Rijcken. Zowel de deken van de Haagse Orde van Advocaten als het BFT deden vanuit hun toezichthoudende rol onderzoek naar de kwestie. Daarnaast startte het OM een strafrechtelijk onderzoek en liet daarvoor de toezichtrapporten van de Orde en het BFT in beslag nemen door de rechter-commissaris.
Zowel de deken als de BFT hebben voor de rechter teruggave van de stukken geëist. De toezichthouders beroepen zich daarbij op hun verschoningsrecht. Zonder dit verschoningsrecht vrezen zij niet meer de informatie te kunnen verkrijgen die voor de uitoefening van het toezicht noodzakelijk is.
De rechtbank stelde de deken in het gelijk en gelastte de teruggave van de inbeslaggenomen stukken. In de zaak van het BFT stelde de rechtbank het BFT in het ongelijk en bleef het beslag van kracht. In beide zaken werd beroep in cassatie ingesteld door respectievelijk het OM en het BFT.
Advies AG
Omdat beide zaken direct aan elkaar gelieerd zijn, heeft de AG ze in één advies samengevat. Het advies is dat beide toezichthouders een zelfstandig verschoningsrecht hebben, tenzij er sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden waardoor waarheidsvinding voor het verschoningsrecht gaat.
De AG verklaart haar advies als volgt: een advocaat en een notaris zijn verplicht om bij al hetgeen hen bij de uitoefening van hun beroep vertrouwelijk ter kennis is gekomen geheimhouding te betrachten. Aan deze geheimhouding is het zogenaamde ‘professionele verschoningsrecht’ verbonden.
In beginsel geldt dat het verschoningsrecht voorrang heeft boven de waarheidsvinding. Maar het verschoningsrecht is niet absoluut. Er kunnen zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn op grond waarvan de rechter het verschoningsrecht in het belang van de waarheidsvinding kan doorbreken. Daarbij geldt dat de gegevens niet op een andere minder ingrijpende wijze kunnen worden verkregen en dat de inbreuk op het verschoningsrecht niet verder gaat dan strikt nodig is.
Verschoningsrecht deken
De AG is van mening dat in de wet voor de deken een zelfstandige aan het toezicht gerelateerde geheimhoudingsplicht is neergelegd. Hierin ligt een zelfstandig afgeleid verschoningsrecht voor de deken als toezichthouder besloten. Dit is niet afhankelijk is van de vraag of de oorspronkelijk verschoningsgerechtigde advocaat daar al dan niet een beroep op doet.
De AG kwalificeert dit verschoningsrecht als een lex-specialisverschoningsrecht, oftewel verschoningsrecht dat besloten ligt in een wettelijke geheimhoudingsplicht.
Verschoningsrecht BFT
Het BFT is een zelfstandig bestuursorgaan dat toezicht houdt op het notariaat. Notarissen dienen aan dit toezicht mee te werken en kunnen zich daarbij niet op hun geheimhoudingsplicht beroepen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het BFT geen zelfstandig verschoningsrecht als toezichthouder toekomt, maar slechts een van de notarissen afgeleid verschoningsrecht heeft. Dat ziet de AG anders. Volgens haar doet een functioneel en dus zelfstandig verschoningsrecht meer recht aan de positie van het BFT als onafhankelijk toezichthouder op het notariaat, een beroepsgroep waarvoor vertrouwelijkheid onomstotelijk een kernwaarde vormt.
De Hoge Raad doet op 26 november uitspraak.
ECLI:NL:PHR:2024:819
ECLI:NL:PHR:2024:818