De Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) en de Nederlandse Vereniging van Jonge Strafrechtadvocaten (NVJSA) zijn beide uit het overleg met minister Dekker voor Rechtsbescherming gestapt over de hervorming van de gefinancierde rechtsbijstand. De verenigingen hebben geen vertrouwen meer in een goede afloop. De VSAN kwam dinsdag zelf met een noodplan onder de noemer Red de Rechtsbijstand! De NOvA steunt de verenigingen in hun besluit.
Vorig jaar concludeerde de commissie Van der Meer dat het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand ernstig achterstallig onderhoud kent. Minister Dekker liet eerder dit jaar echter weten geen extra geld aan het stelsel te willen besteden. Wel wilde hij met diverse betrokken partijen in gesprek, waaronder de advocatuur, om tot andere structurele oplossingen te komen. De eerste gesprekken hebben volgens de VSAN en NVSJA geen reden tot optimisme over een positieve uitkomst gegeven, de reden waarom zij het overleg staken.
‘Een zoveelste rapport met voorstellen dreigt de rechtsbescherming aan de onderkant van de samenleving nog verder te ontmantelen,’ aldus de VSAN in een persbericht. ‘De minister richt zich ten onrechte alleen op de lange termijn en vergeet iets te doen aan het acute probleem: het jarenlange achterstallige onderhoud van het stelsel. Het systeem stort in, steeds meer gepassioneerde advocaten stoppen met het verlenen van gefinancierde rechtsbijstand. Over een paar jaar is het te laat om de schade te repareren. De VSAN pleit ervoor om eerst noodreparaties te verrichten: herstel eerst het dak, repareer daarna pas het huis.’
“Het ministerie wil definitief geen boter bij de vis doen,” vult VSAN-bestuursvoorzitter Hein Vogel desgevraagd aan. “Daarom nemen we zelf een schot voor de boeg, een aanzet waar de Tweede Kamer hopelijk iets mee doet. Want nu is de verhouding tussen inkomsten en de tijd die advocaten aan zaken besteden volledig zoek.”
De VSAN overhandigde dinsdag een manifest aan de vaste Tweede Kamer-commissie voor Justitie en Veiligheid. Hierin staan onder meer enkele concrete aanbevelingen om de gesubsidieerde rechtsbijstand toegankelijk te houden op zowel korte als langere termijn. Ten eerste pleit de vereniging voor een onmiddellijke invoering van BTW-vrijstelling voor advocaten in toevoegingszaken, zodat hun bestede tijd en de inkomsten iets beter in verhouding komen te staan. Nu betaalt een advocaat BTW over zowel de bijdrage van de Raad voor Rechtsbijstand als over de eigen bijdrage van de cliënt.
Ook stelt de VSAN voor te werken met een zogenoemd preferred supplier-stelsel bestaande uit erkende specialisten om meer kwaliteit en efficiency te realiseren en te voorkomen dat ‘onjuist opgeleide advocaten’ toevoegingszaken doen. Daarnaast moeten onnodige procedures beter worden voorkomen door een betere samenwerking tussen alle betrokken instanties, inclusief Juridisch Loket en wijk- en buurtteams.
NVJSA stopt eveneens met overleg
Dezelfde dag lieten ook de jonge strafrechtadvocaten weten geen vertrouwen meer te hebben in het ministerie als het aankomt op verandering van de gefinancierde rechtsbijstand. In een NVJSA-bericht staat: ‘Tijdens de verdiepingssessie van dinsdag zou gesproken worden over ideeën voor een toekomstbestendig stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. Tijdens de sessie bleek echter dat vooral plannen die al eerder en veelvuldig zijn besproken werden herhaald en dat bovendien nog immer het uitgangspunt blijft staan dat een en ander binnen de budgettaire kaders plaats zou moeten vinden’.
De NVJSA benadrukt pas weer mee te willen praten over hervorming van het stelsel als het uitgangspunt dat er geen geld meer bijkomt wordt losgelaten. ‘Op deze weg doorgaan doet geen recht aan de realiteit en aan de vele onderzoeken en voorstellen die al gedaan zijn.’
Update 16/5: de Nederlandse Orde van Advocaten laat via Twitter weten het besluit van de VSAN en de NVSJA te steunen: ‘Wij zijn dan ook met de NVJSA vertrokken en hebben het departement laten weten open te staan voor hervatten van het overleg over een duurzaam stelsel. Maar niet zonder de door Van der Meer vastgestelde benodigde investeringen’.