Advocatenkantoor Sluyter uit Assen staat een vrouw bij die ontevreden is over haar beschermingsbewindvoerder. Het kantoor stuurt voor de verrichte werkzaamheden een rekening van ruim 1400 euro. Wanneer het Bureau WSNP van de Kredietbank Nederland wat later probeert een oplossing te vinden voor de schulden van de vrouw, gaat Sluyter als enige van de twintig schuldeisers niet akkoord met een schuldenregeling. Inzet van het geschil, aldus het Hof Arnhem-Leeuwarden: 80 euro.
De rechtbank wijst in eerste instantie de eis van de vrouw, dat Sluyter moet meewerken aan de schuldenregeling, af. Maar het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt anders. Volgens het Hof heeft Sluyter ‘niet in redelijkheid tot haar weigering om in te stemmen met de schuldenregeling heeft kunnen komen. (…) Het belang van Sluyter valt in het niet bij de belangen van appellante en andere schuldeisers’.
Op basis van de ‘vrijwilllige’ schuldenregeling ontvangt Sluyter een bedrag van 107 euro, dat is 7,43% van de vordering. De overige negentien schuldeisers gaan akkoord met dit percentage, maar Sluyter niet. Het kantoor wijst ter onderbouwing van die weigering onder meer op de verdiencapaciteit van de vrouw en de (forse) aanspraak die zij kan maken op kinderalimentatie. Volgens het hof is dat niet juist. Zo is volgens het Hof onaannemelijk dat de vrouw binnen drie jaar een inkomen zal verwerven dat hoger is dan het inkomen dat zij nu heeft op basis van haar uitkering, en kan de alimentatie voor de kinderen niet geïnd worden.
Het Hof wijst ook op geringe belang van het advocatenkantoor. Met de schuldenregeling krijgt Sluyter 107 euro, met een wettelijke schuldsanering zou dat neerkomen op 186 euro. ‘Dat betekent dat Sluyter, na drie jaar wachten, een bedrag van maximaal 80 euro meer ontvangt dan zij ontvangt op basis van de schuldenregeling. Dat belang is in absolute zin gering en ook wanneer het wordt afgezet tegen de totale omvang van de vordering van Sluyter,’ aldus het Hof.
Het hof tekent verder aan dat Sluyter er zelf voor heeft gekozen om een procedure aanhangig te maken, wetende dat de financiële positie van de vrouw penibel was en dat een schuldenregeling werd voorbereid.
Advocaat Albert Elema van Sluyter Advocaten stelt dat er voor de vrouw een toevoegingsaanvraag is ingediend, maar dat die door de Raad voor Rechtsbijstand werd afgewezen omdat er teveel vermogen en inkomen zou zijn. Bovendien kreeg hij geen inzicht in het dwangakkoord: de onderliggende stukken kreeg hij niet toegestuurd. Onder die omstandigheden vindt Elema dat de vrouw de rekening gewoon moet betalen.
De zaak hangt hem danig de keel uit. Het arrest van het Hof – de rechters zaten volgens met frisse tegenzin op de zitting – heeft hij naar eigen zeggen ongelezen weggegooid. “Die berekening van het verschil van 80 euro tussen de regeling en de wettelijke sanering klopt helemaal niet. En dat zit ik ook nog eens met een proceskostenveroordeling van ruim 1700 euro. Belachelijk.”