Een advocaat die zich nog in de proeftijd van een voorwaardelijke schorsing bevond, mag zijn praktijk drie maanden niet uitoefenen. Dit nadat hij zijn pleidooi verknoeide tijdens een supersnelrechtzaak waarin hij twee Roemeense cliënten bijstond; het dossier bleek niet in zijn bezit, en dus kende hij de inhoud niet. Update: Het gaat om advocaat Lalji, wiens schrapping vanwege slechte bijstand van slachtoffers van de Bijlmerramp in 2013 werd omgezet in een voorwaardelijke schorsing.
De betreffende advocaat uit Amsterdam bezocht eind 2013 in het kader van de piketregeling twee Roemeense cliënten op het politiebureau en vertegenwoordigde hen enkele dagen later in een supersnelrechtzaak. Tijdens de zitting bleek echter dat hij het dossier niet bij zich had, en dus kon hij de inhoud ervan niet bespreken met zijn – geen Nederlands sprekende – cliënten. Daarom vroeg hij op zitting maar aan de politierechter of die misschien beschikte over de aangiftes in het dossier.
De behandelende rechter had acuut zo zijn twijfels of de advocaat wel in staat was om de zaak voort te zetten, maar toch ging de behandeling door. Achteraf sprak de rechter hem aan op zijn blunder en nam contact op met de raad van toezicht om zich te beklagen over het optreden van de advocaat: doordat hij het dossier niet kende, volgde er een volstrekt ‘inadequaat pleidooi.’ Bovendien had de rechtbank al eerder ‘negatieve ervaringen’ met hem gehad.
In dit geval wist de verweerder duidelijk niet op welke manier hij aan een dossier moest komen in een supersnelrechtzaak, oordeelt de tuchtrechter. Hij had het immers moeten ophalen bij de bode. De Raad van Discipline neemt het de advocaat bovendien zeer kwalijk dat hij pas na de formulering van de eis indirect liet blijken dat hij niet over het dossier beschikte, met de vraag of de rechter de aangiftes voor zich had. De advocaat voert nog tevergeefs aan dat hij voor het eerst een supersnelrechtzaak deed en daarom niet bekend was met de manier waarop hij het dossier moest verkrijgen.
‘De raadsman die zonder het dossier te kennen ervoor kiest het proces op zijn beloop te laten, stelt zich niet op zoals van een redelijk handelend en bekwaam advocaat mag worden verwacht’, oordeelt de Raad van Discipline in de uitspraak. ‘Indien hij het dossier om welke reden ook nog niet kent dient hij schorsing te vragen om het dossier te kunnen lezen, ook al betreft het een supersnelrechtzitting.’
De tuchtrechter legt de advocaat een berisping op, een maatregel die met zich mee brengt dat ook de eerder door het Hof van Discipline opgelegde voorwaardelijke schorsing van drie maanden alsnog ingaat. Hiermee komt de advocaat in wezen alsnog goed weg: de Raad van Discipline besloot eind oktober 2012 hem van het tableau te schrappen, nadat hij slecht en onvolledig had gecommuniceerd met zijn cliënten – slachtoffers van de Bijlmerramp – en loog over zijn vestigingsplaats om zich voor piketdiensten in te kunnen schrijven.
Het Hof van Discipline vernietigde deze beslissing vorig jaar echter gedeeltelijk, en legde een voorwaardelijke schorsing van drie maanden op met een proeftijd van twee jaar, die op 24 mei 2013 inging.