Een advocaat is vier maanden geschorst omdat hij het niet te nauw nam met enkele administratieve en financiële regels. In een vreemd ruikende zaak rond een coffeeshophouder en diens op papier charitatieve stichting, verzuimde hij onderzoek te doen naar de twijfelachtige herkomst van het geld van zijn cliënt. Bovendien bracht hij persoonlijk flinke sommen contant geld naar Suriname, blijkt uit een onlangs gepubliceerde tuchtuitspraak.
Door Joris Rietbroek
De betreffende advocaat uit het arrondissement Midden-Nederland had twee tuchtzaken aan zijn broek gekregen, die dit voorjaar werden behandeld. Een eerste zaak was aangespannen door zijn cliënt, een in 2012 voor drugshandel en witwassen veroordeelde coffeeshopeigenaar, een tweede zaak naar aanleiding van een dekenbezwaar. De klachten van de cliënt, onder meer over excessief declareren, blokkering van een schikkingsvoorstel en het niet bijwonen van een zitting door ziekte, verklaarde de Raad van Discipline stuk voor stuk ongegrond.
De tuchtrechter kon wel meegaan in de bezwaren van de deken, die stelde dat de advocaat had gehandeld in strijd met de verordening op de administratie en de financiële integriteit (Vafi).
De in fiscale zaken gespecialiseerde advocaat stond sinds 2006 de coffeeshophouder bij voor het fiscale traject binnen zijn strafzaak, nadat justitie 1,4 miljoen euro aan contanten in beslag had genomen. De man beweerde dat het geld niet afkomstig was uit zijn coffeeshop, maar van een stichting die rijstvelden exploiteert in Suriname. De opbrengsten werden contant bij hem gedeponeerd. De advocaat zou helpen inzichtelijk te maken welke gelden afkomstig waren van de coffeeshop en wat via de stichting was binnengekomen.
Conflicten
Aanvankelijk liet de advocaat namens de stichting beslag leggen op die gelden: het OM werd in april 2010 gesommeerd om een deel terug te betalen. Een opmerkelijke wending: eind april voerde de advocaat namens de stichting een kort geding tegen de coffeeshophouder, die op dat moment nog zijn cliënt was. De stichting vorderde met succes 200.000 euro van hem terug. Om aan te tonen dat dit bedrag door de stichting was verdiend, liet de advocaat jaarrekeningen opstellen door een Surinaams administratiekantoor, waarvan hij zelf tot 2000 de eigenaar was. Voor deze opdracht vervoerde de advocaat deels zelf zo’n 35.000 euro aan contanten naar Suriname, verspreid over meerdere reisjes.
Nadat de coffeeshophouder begin 2012 strafrechtelijk was veroordeeld, ontstond een conflict tussen de stichting en de advocaat: die betaalde bedragen vanaf zijn derdengeldrekening niet door aan de stichting. Advocaat, coffeeshophouder en stichting braken met elkaar, waarna beide partijen klachten indienden bij de deken. Die verwijt de advocaat uiteindelijk dat hij door het voeren van het kort geding tegen zijn cliënt ‘de schijn van zekerheid heeft willen creëren’ over de herkomst van bepaalde gelden. De advocaat had moeten onderzoeken of zijn opdracht niet diende tot ‘de voorbereiding, ondersteuning dan wel afscherming van onwettige activiteiten.’ Ook had de advocaat niet zonder overleg met de deken enkele tienduizenden euro’s naar Suriname mogen transporteren.
De advocaat had geen enkele reden om te twijfelen aan alle via zijn cliënt en diens strafadvocaat verkregen informatie, zo verdedigde hij zich tijdens de tuchtzitting. Nader onderzoek instellen naar de wandelgangen van cliënt en stichting waren daarom volgens hem niet nodig, zelfs al is de exacte afkomst van het geld altijd onduidelijk gebleven.
Genoeg aanwijzingen voor onderzoek
De Raad van Discipline gaat mee met de deken: er waren genoeg aanwijzingen die aanspoorden tot extra onderzoek, om te beginnen de verdenkingen van drugshandel en witwassen, plus de inbeslagname van 1,4 miljoen euro. Bovendien bleken er helemaal geen afspraken tussen de coffeeshophouder en de stichting op papier te staan. Juist omdat de advocaat fiscalist is, had hij er rekening mee moeten houden dat ook het geld uit de stichting een criminele herkomst had.
Het kort geding had volgens de Raad daarom enkel het doel om een titel te verkrijgen op basis waarvan het in beslaggenomen geld teruggehaald kon worden. “[Dit] had verweerder tot waakzaamheid waar het ging om de herkomst van dat geld moeten dwingen”, stelt de Raad. ‘Het frustreren van de door justitie gelegde beslagen is immers een onwettig doel. Het achterwege laten van een onderzoek is hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar.’ Ook had de advocaat niet zelf delen van de 33.500 euro in contanten naar Suriname mogen brengen, zeker niet gezien de twijfelachtige herkomst. ‘Nu verweerder het contante geld ontving van een cliënt die op dat moment verdacht werd van handel in verdovende middelen en witwassen, had verweerder zich behoren te realiseren dat de Vafi wel degelijk van toepassing was,’ aldus de Raad. ‘Het doel van de Vafi is immers te voorkomen dat de advocaat betrokken raakt bij geld dat is verkregen uit criminele activiteiten of dat voor illegale doeleinden is gebruikt.’
Dit alles is reden genoeg voor een schorsing van vier maanden: ‘Door zijn handelwijze heeft verweerder niet alleen zichzelf maar de hele beroepsgroep in diskrediet gebracht. De raad rekent dit verweerder zeer zwaar aan.’ De advocaat is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan, bevestigt – inmiddels – voormalig deken Leonard Böhmer.