Een advocaat uit Alkmaar is woensdag door de Rechtbank Amsterdam vrijgesproken van het vervalsen en gebruiken in een gerechtelijke procedure van documenten. Voor wat betreft een tweede, ouder geval van vermeende vervalsing is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard wegens verjaring. Het OM had zes maanden cel en een beroepsverbod van twee jaar geëist tegen de advocaat.
De officier van justitie beschuldigde de advocaat-partner (1967) onder meer van het vervalsen van een verklaring, een (fax)brief en een verzendbewijs in 2011 en 2012. Hij zou deze stukken vervolgens hebben ingebracht in een procedure bij het Amsterdamse Gerechtshof met de bedoeling zijn cliënt een belastingvoordeel van 90.000 euro te bezorgen.
Voor de rechtbank is vervalsing van de documenten echter niet vastgesteld. Bovendien presenteerde de advocaat op zitting een alternatief scenario dat kan aantonen dat de brief niet vals was – ‘er zijn kort na elkaar twee brieven gefaxt’ –. Dat kan hem volgens de rechter ‘niet worden tegengeworpen’.
‘Er is geen nader onderzoek verricht naar de technische betekenis van de faxgegevens noch zijn medewerkers van het kantoor van verdachte gehoord over de uitwerking van de betreffende (fax)brief of faxbrieven,’ stelt de rechtbank. ‘Daardoor kan op grond van de bewijsmiddelen uit het dossier niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat deze brief vals is.’ Dat geldt ook voor het verzendbewijs.
Ook verweet het OM de advocaat en een medeverdachte cliënt dat zij in 2003 samen een overnameovereenkomst en een kredietovereenkomst hebben vervalst om die vervolgens te gebruiken na het faillissement van een bedrijf van een cliënt. Deze feiten zijn echter verjaard, met niet-ontvankelijkheid van het OM tot gevolg, oordeelt de rechtbank. Als de valsheid in geschrifte in september 2003 zou zijn geregistreerd, dan ‘vervalt het recht op vervolging voor dit feit op 26 september 2015’.
‘Buitengewoon slordig’
Op de zitting van eind november betoogde de raadsman van de advocaat nog dat de FIOD in mei 2015 ten onrechte geheimhouderstukken in beslag had genomen, ook van kantoorgenoten van de advocaat zonder dat zij toestemming hadden gegeven. Bovendien had de rechter-commissaris hierop onvoldoende toezicht gehouden. De advocaat procedeerde hierover tot aan de Hoge Raad, wat uiteindelijk leidde tot een selectie van vijftien geheimhouderstukken die de rechter-commissaris aan het dossier mocht toevoegen.
De rechtbank zegt hierover nog dat ‘de verslaglegging van de inbeslagname en teruggave van de geheimhouderstukken zorgvuldiger had gekund’. Het is zelfs ‘buitengewoon slordig’ dat er geheimhouderstukken in het dossier van de medeverdachte terecht zijn gekomen, al is dit alles geen reden om het OM niet-ontvankelijk te verklaren, zoals de advocaat had gevraagd.
Ook in de strafzaak van de cliënt wordt het OM niet-ontvankelijk verklaard wegens verjaring, en wordt de cliënt eveneens vrijgesproken van valsheid in geschrifte. Wel heeft hij een boete van 750 euro gekregen voor het bezit van een nepwapen, een ploertendoder en pepperspray.