Het bestuur van de rechtbank Dordrecht vindt dat kantonrechter E. Rentema bij aanvang van de zitting in een civiele rechtszaak duidelijk had moeten maken dat hij in het verleden een zakelijke en persoonlijke band onderhield met één van de procespartijen. Nu hij dat heeft nagelaten, is de schijn van partijdigheid ontstaan. De rechtbank “betreurt” dat. Het rechtbankbestuur toont zich daarmee aanmerkelijk kritischer dan procureur-generaal J. Fokkens, die vorige week donderdag liet weten dat er wat hem betreft helemaal niets aan de hand is.
Het rechtbankbestuur heeft zich bij besluit laten adviseren door een bijzondere adviescommissie. Daarin hadden zitting mr. W. Bekkers (deken van de Nederlandse Orde van Advocaten), G.A.M. Stevens, president van het gerechtshof te Den Bosch en W. Duitemeijer, raadsheer van het Hof Arnhem.
De zaak, aangekaart door de Maastrichtse advocaat mr. F. Tripels, speelt naar aanleiding van de ontruiming van restaurant De Grote Griek in Dordrecht. Tijdens een zitting in die zaak stelde Tripels dat rechter Rentema zich had moeten verschonen, omdat hij procespartij projectontwikkelaar A. van Pelt persoonlijk en zakelijk kende. Ze waren buren geweest, en ook had Van Pelt een stuk grond aan de rechter verkocht.
Tripels diende daarop een verzoek in bij de procureur-generaal J. Fokkens van de Hoge Raad om de rechter oneervol te ontslaan. Fokkens liet een deskundige onderzoek doen naar de betaalde grondprijs, die vaststelt dat destijds een marktconforme prijs is betaald. Het brengt Fokkens tot de conclusie dat ten aanzien van Rentema geen sprake is geweest van belangenverstrengeling en partijdigheid. “Er is dus geen enkele grond voor ontslag,” aldus Fokkens.
De president van de rechtbank Dordrecht komt tot dezelfde conclusie: “Er bestaat geen enkele twijfel over de integriteit van mr. Rentema.” Maar ten aanzien van het laten ontstaan van de schijn van partijdigheid, toont hij zich dus aanmerkelijk kritischer.
Advocaat Tripels plaatst vraagtekens bij de gevolgde procedure. Volgens hem waren partijen overeengekomen dat éérst de rechtbankpresident zou spreken, en daarna pas de procureur-generaal. “Maar dan zie je hoe de hazen lopen,” zegt hij bij herhaling.