Eric Steller fietste met zijn broer door Iran. Hij sliep in moskeeën en feestte met de plaatselijke knokploeg. “Ik ben blij dat ik er ben geweest. Niet zozeer om wat ik heb gezien, maar meer om de ervaringen.”
Door Patricia Jacob
“Als ik nu van een zitting terug naar kantoor rijd en een lifter zie, neem ik die weleens mee. Voor mijn reis naar Iran peinsde ik daar niet over. Ik heb geleerd van de vriendelijkheid en gastvrijheid van de Perzen. In Iran durfden we op een gegeven moment niet meer te vragen waar een restaurant was, puur uit angst dat we dan wéér een maaltijd kregen aangeboden en wij die wéér moesten aannemen. Zo niet, dan waren mensen beledigd. Ze wilden steeds voor ons betalen, ook al hadden ze zelf niets.
Ik was er in 2014. Mijn broer Daan begon dat jaar aan zijn fietstocht van Amsterdam naar Bodhgaya in India. Hij fietste geld bij elkaar voor de bouw van een weeshuis in dat dorpje. We hebben elkaar halverwege ontmoet en drie weken met elkaar doorgebracht.
Vanuit Teheran gingen we eerst met de bus naar Kashan en Isfahan. Qua architectuur is Isfahan heel tof; veel mooie monumenten, zoals het Plein van de Iman met zijn moskee. Vervolgens gingen we terug naar de hoofdstad en fietsen we via dorpjes aan de Kaspische zee en het Golestan National Park naar Mashad, de tweede stad van Iran. In totaal hebben we zo’n 1.200 kilometer gefietst. Vanaf Mashad ging Daan alleen verder. Uiteindelijk heeft hij 27.000 euro opgehaald en staat het weeshuis er.”
Vals plat
“Tijdens onze reis zag ik bergen, bossen en woestijn. Ik had me nauwelijks op de reis voorbereid en had er niet op gerekend dat het er zo bergachtig zou zijn. Dat merkte ik al op de eerste fietsdag toen we vanuit Teheran richting het noorden reden. We begonnen op 1.200 meter hoogte en eindigden op 3.000 meter. In het begin had ik niet door dat we aan het stijgen waren. Ik trapte als een gek; wilde me niet laten kennen. Bijkbaar had ik toch een soort basisconditie. Maar zo zonder trainen was het behoorlijk taai. Bij 45 graden op een fietsje met al je hebben en houwen achterop; tentje, slaapzak, matje, kookspullen. Later ging dat fietsen soepeler.
In veel dorpen waar we kwamen, leken we wel popsterren. Huizen stroomden leeg omdat wij, de buitenlanders, het dorp inreden. Toeristen waren er schaars en veel bewoners waren nog nooit het land uitgeweest. Ons bezoek was voor hen als een vakantie. We werden vaak uitgenodigd om bij hen thuis te komen. Dan zat ik daar te skypen met een familielid dat ik niet kende. Even zwaaien en dan zoiets zeggen als: ‘I love your country’.”
“We hebben op bijzondere plekken geslapen. Via couchsurfing kwamen we bij de mensen thuis, maar we hebben ook geslapen in moskeeën en waterpijpcafés. In Isfahan sliepen we in een klein hotelletje. Nadat we waren aangekomen, brandde de airco meteen door. De volgende ochtend ontbeten we op het dakterras en werden er twee schapen naar boven getild. Ze werden gevild en ritueel geslacht. Het vlees ging op bordjes naar de armen. Het was een offer omdat het hotel niet was afgefikt door de doorgebrande airco.
In het Golestan National Park hadden we onze tentjes opgezet op de enige plek waar ’s nachts dodelijk giftige slangen samenkomen. Een herder probeerde dat te voorkomen, maar voordat we zijn waarschuwing begrepen waren we uren verder. Toen we veilig waren, bood hij ons opium aan in zijn hut.
Maar het hoogtepunt was toch wel ons verblijf bij een profbokser. Een vriend van hem had een tweede huis dat nog in aanbouw was, maar waar hij wel al feestjes gaf. Grote schalen met eten, hangen aan het zwembad met zijn vrienden. Hij en zijn vrienden waren de knokploeg van de stad. Was er ergens ‘een probleem’, dan losten zij dat op. Echte binken, maar ze waren superlief.
Achter de muren van de villa kon alles. Ze dronken er zelfgestookte drank en namen er meisjes mee naartoe. Daar hadden ze ook seks mee, maar dat mocht niemand weten. Tja, dat ligt natuurlijk moeilijk.
Sowieso is de man-vrouwverhouding complex. Met andere Iraniërs gingen we mee op bedrijfsuitje. We sliepen toen in grote woestijntenten. Mannen en vrouwen lagen er door elkaar, volledig aangekleed dat wel, maar we lagen zo’n beetje lepeltje-lepeltje. En dat terwijl we eerder in een huis hadden geslapen waar we alleen in één kamer mochten komen. Onze gastheer wilde namelijk voorkomen dat we contact met vrouwelijke huisgenoten hadden.
Homoseksualiteit ligt ook gevoelig; er staat de doodstraf op. Sliepen mijn broer en ik in een hotel, dan namen we een tweepersoonskamer. Bij het inchecken vroegen ze dan wat we van elkaar waren. Als we zeiden dat we broers waren en onze paspoorten lieten zien, was het goed.”
Geheime dienst
“Ik vond de mensen best open. Alleen was het moeilijk om goed te communiceren. De meesten spreken niet of maar weinig Engels. Ze wilden altijd weten hoe Nederlanders en andere Westerlingen over Iran dachten. Ze hadden het idee dat wij hun cultuur achterlijk vonden. Ik stelde ze gerust; volgens mij denken Nederlanders echt niet dat er in Iran alleen maar terroristen rondlopen of zo.
De bewoners gaven in gesprekken openlijk af op hun regering, maar durfden niet te demonstreren. De regering had immers al eerder demonstranten neergeschoten. Er is een systeem dat angst zaait. We waren een keer in een dorpje toen er een man op ons afkwam en onze paspoorten wilde zien. Wij weigerden; de paspoorten lagen onder in onze tassen. Mensen om ons heen verstijfden. Blijkbaar was het iemand van een soort geheime dienst. Uiteindelijk hebben we toch maar onze paspoorten laten zien.
Door het gebrek aan vrijheid en ontwikkelingskansen willen veel jonge mensen weg. Ook omdat ze, net zoals wij, wat van de wereld willen zien. Ik ben blij dat ik in Iran ben geweest. Niet zozeer om wat ik heb gezien, maar meer om de ervaringen. Bovendien heeft de reis de band met mijn broer verstevigd. Alles ging zo makkelijk. We hadden aan één woord genoeg.”
Eric Steller is strafrechtadvocaat in Amsterdam. Hij is specialist forensisch bewijs van Van Gessel Jonge Vos Hammerstein Advocaten. Steller was verder een van de initiatiefnemers van de Togaboot tijdens Gay Pride 2016.