Tot hoever strekt de “publieke verantwoordelijkheid voor de goede rechtsbedeling” van de individuele advocaat en de Orde van Advocaten als geheel? Dinsdagmiddag werd er over deze zogenaamde ‘zesde kernwaarde’ – opgenomen in het voorontwerp van de nieuwe Advocatenwet – gediscussieerd in Amsterdam. Er ging van alles over tafel, en aan het eind overheerste verwarring. “Een non-discussie”.
Herbert Cotterell, lid van de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten, schetste de achtergrond en totstandkoming van de zesde kernwaarde, in het voorontwerp Advocatenwet beland op voorstel van de commissie Van Wijmen. In eerste instantie omarmde de Algemene Raad de zesde kernwaarde, maar die krabbelde terug toen ze de toelichting onder ogen kreeg. De steen des aanstoots: in de toelichting staat dat de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt rekening moet houden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij of derden. Cotterell vatte het dilemma als volgt samen: komt deze kernwaarde niet in conflict met de kernwaarde van de partijdige belangenbehartiging?
Concreet voorbeeld: asieladvocaten hebben in het kader van de Pardonregeling soms kansloze procedures opgestart, enkel om ervoor te zorgen dat de vreemdeling in Nederland kon blijven. Verblijf in Nederland was een voorwaarde om in aanmerking te komen voor de regeling. In een dergelijk geval zou betoogd kunnen worden dat de advocaat handelt in strijd met het algemene belang van de goede rechtsbedeling.
Hoofdofficier van Justitie in Amsterdam, Herman Bolhaar, vond het maar een academische exercitie. Hij betoogde dat de publieke verantwoordelijkheid voor de goede rechtsbedeling juist het vertrekpunt zou moeten zijn voor de advocaat. Volgens hem werken advocaten vanuit het adagium dat ze het onderste uit de kan moeten halen voor hun cliënt, en dat ze daarmee het algemeen belang dienen. “Maar is dat wel zo? Advocaten treden steeds vaker op in de media, spelen op de persoon van de officier of de rechter, traineren, lekken naar de pers en wraken in toenemende mate rechters. Dat ondermijnt op den duur de rechtstaat. Het is aan de advocatuur om een grens te trekken.”
Partijdige belangenbehartiging
Het forum, naast Cotterell en Bolhaar bestaande uit Folkert Jensma (NRC Handelsblad), Paul Frielink (advocaat-generaal Arnhem en hoogleraar OM Universiteit Maastricht), Richard Verkijk (onderzoeker universiteit Maastricht en advocaat) en Mies Westerveld (bijzonder hoogleraar sociale rechtshulp Universiteit van Amsterdam) leek in meerderheid op de hand van Cotterell. De teneur: je gaat naar een advocaat voor zuiver particuliere belangenbehartiging. De belangen van de wederpartij, daarvoor schakel je geen advocaat in.
Intussen kwam er ook een andere dimensie van de discussie aan de oppervlakte. In hoeverre kan er uit de zesde kernwaarde een collectieve verplichting voor de advocatuur worden gedistilleerd? In de toelichting staat namelijk dat publieke verantwoordelijkheid voor de goede rechtsbedeling ook inhoudt dat de advocatuur zich bezig heeft te houden met de ’toegang tot het recht’. Betekent dit ook een financiële verplichting? Zijn advocaten of kantoren op enige wijze gehouden om zich bezig te houden met gefinancierde rechtshulp? Bolhaar en ook Westerveld meenden van wel, anderen stelden dat de toegang tot het recht, in financieel opzicht, toch vooral een zaak is van de overheid.
Non-discussie
Daarna begon de verwarring, weer terug op het onderwerp van het optreden van de individuele advocaten, toe te slaan. Verschillende sprekers betoogden dat de kernwaarde niets toevoegt aan de al bestaande regels en verplichtingen voor advocaten, te weten artikel 46 van de Advocatenwet en de eed. De kernwaarde zou dus gewoon in de wet opgenomen kunnen worden.
Wybe Taekema, voormalig lid van het College van Afgevaardigden, stelde dat er sprake was van een “non-discussie”. Op de van hem bekende provocerende wijze: “Wanneer is nou er sprake van een gerechtvaardigd belang van de wederpartij? Nooit natuurlijk…Nou ja, je mag als advocaat niet liegen of getuigen bewerken. Dat wordt echter afgedekt door het integriteitsvereiste.” Ook professor Bannier van de Universiteit van Amsterdam stelde dat het eigenlijk alleen maar draait om de kernwaarde integriteit.
Strafrechtadvocaat Willem Anker bracht de zaal uiteindelijk op één lijn door te schetsen wat dat is, integer handelen. “Het draait allemaal om het eerste gesprek met de verdachte. Wij maken in dat gesprek duidelijk dat we tot het uiterste zullen knokken voor zijn zaak, maar evenzeer dat wíj de regie voeren. Als een verdachte daar niet mee kan leven, dan is het einde verhaal. Het gaat verder om de houding jegens de wederpartij: wij geven de officier voor de zitting altijd een hand. We maken er geen vijand van.”
Bolhaar knikte instemmend.