Dat moet een prettig sfeertje geweest zijn, op een in 2006 ontbonden advocatenkantoor. Hoe vecht je elkaar de tent uit: een advocaat zoekt en vindt porno in de e-mailbox van een collega, stuurt deze door naar zijn eigen e-mailadres en kopieert het op USB-sticks. Eén van die sticks gaat vervolgens naar de deken, “bij zijn verzoek om bemiddeling”. Beide advocaten dienen vervolgens klachten in op grond van artikel 46 van de Advocatenwet, zo blijkt uit een onlangs gepubliceerde uitspraak van de Raad van Discipline.
In de loop van 2006 verschafte de advocaat zich toegang tot de e-mailbox van zijn collega, daarbij gebruikmakend van diens inlognaam en wachtwoord. Hij vindt in het algemene gedeelte van de box een e-mail met pornografische inhoud. Nog beter wordt het als hij ook het met ‘privé’ aangeduide gedeeltje van de e-mailbox aanklikt: hij treft enkele tientallen e-mails aan met porno. Bingo.
De e-mails worden geprint, gekopieerd en verzonden, naar collega’s en ook naar de deken. Dat leidt tot klachten over en weer: de beloerde advocaat stelt dat zijn collega niet in zijn e-mailbox had mogen zitten – strijd met artikel 46 Advocatenwet – en de loerende collega stelt dat de e-mails niet in de e-mailbox hadden mogen zitten. Want: inlognaam en wachtwoord waren bij iedereen in de maatschap bekend, en zodoende hebben “ook anderen kennis kunnen nemen van genoemde e-mails”. Strijd met artikel 46.
De Raad van Discipline wil er niets van weten. Volgens de raad hebben de gedragingen van de advocaten over en weer betrekking op een “volledig interne aangelegenheid”. “Derden zijn daarbij niet betrokken, zodat het vertrouwen in de advocatuur niet is geschaad,” aldus de raad. En: “Voor zover de ex-compagnons wel kennis hebben genomen van deze e-mails deden zij dat uitsluitend na doorzending van deze e-mails door mr. Y.”
De raad hecht belang aan het feit dat het kantoorhandboek van de maatschap uitdrukkelijk de mogelijkheid openlaat dat anderen dan de desbetreffende advocaat zich inzage konden verschaffen in de e-mailbox. Op grond daarvan komt de raad tot het oordeel dat de loerende advocaat mocht loeren, en dat tuchtrechtelijk ingrijpen niet gerechtvaardigd is.