Een advocaat-stagiaire bleef na zijn schrapping van het tableau werkzaam op het advocatenkantoor waar hij al zat, maar dan als jurist. Cliënten inlichten over zijn schrapping vonden hijzelf en zijn voormalig patroon echter niet nodig, het netjes afwikkelen van een door de stagiair gemaakte beroepsfout evenmin. De Raad van Discipline in Den Haag legde de patroon hier onlangs een waarschuwing voor op.
De stagiaire werd per 29 maart 2013 van het tableau geschrapt. Tot die tijd oefende hij op het kantoor van zijn patroon een praktijk voor eigen rekening en risico. Na zijn schrapping bleef hij tot februari 2014 werkzaam als jurist op het kantoor van de verweerder in deze tuchtzaak, nog steeds voor eigen rekening en risico.
Een van zijn cliënten moest eind mei 2013 via de rechtbank horen dat zijn advocaat twee maanden eerder was geschrapt. De voormalig stagiaire had de rechtbank bovendien foutief bericht dat een beroep van deze cliënt werd ingetrokken. De nieuwe advocaat van de cliënt gooide het op een beroepsfout van de jurist, en stelde de kantoorhouder hiervoor aansprakelijk. Die bleef echter met de vinger naar zijn voormalige stagiaire cq. huidige medewerker wijzen, waarop de advocaat zijn klachten bij de deken neerlegde.
De verwijten van de deken logen er niet om: de kantoorhouder heeft op zijn minst onvoldoende toezicht heeft gehouden op de stagiaire na diens schrapping. Daarbij was het ook zijn verantwoordelijkheid om cliënten in te lichten over de schrapping. Verder had hij niet zijn praktijk met de jurist mogen voortzetten alsof er niets aan de hand was en had hij moeten voorkomen dat zijn ex-stagiaire een beroep introk. De aansprakelijkheid voor deze fout had hij zelf op zich moeten nemen.
Tegen de Raad van Discipline zei de verweerder dat hij de betreffende cliënt helemaal niet had kunnen inlichten over de schrapping van zijn stagiaire: hij wist überhaupt niet dat deze meneer een cliënt van hem was. Dat vindt de raad een gegronde verdediging: het betrof bovendien een bestuursrechtelijke procedure waarin geen rechtsbijstand van een advocaat vereist was en die de jurist zelfstandig mocht behandelen.
Dat neemt niet weg dat de advocaat het conflict over de beroepsfout vlotter had moeten afwikkelen door zijn aansprakelijkheid direct te erkennen, vindt de raad. Maar vooral had de advocaat zich moeten inspannen om cliënten in te lichten over de vernieuwde aard van de samenwerking. De Samenwerkingsverordening 1993 schrijft immers voor dat ‘de advocaat in zijn optreden naar buiten vermijdt dat een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken wordt gegeven ten aanzien van enige vorm van samenwerking waarbij hij is betrokken’.
Al met al leveren deze fouten de kantoorhouder een enkele waarschuwing op.