‘Ik treed voor haar op als advocaat, maar verliest u niet uit het oog dat mijn hoedanigheid van vader nogal mee weegt en die combinatie kan uiterst onaangenaam uitpakken; met name indien mijn dochter van uw benadering schade (of erger) ondervindt.’ Aldus een boze brief aan een UWV-arts van een advocaat die zijn dochter vertegenwoordigt. Dat laatste mag wel, maar met de toonzetting in zijn brief heeft de advocaat zich ‘onnodig intimiderend’ opgesteld, oordeelt de Raad van Discipline.
De UWV-arts stelt in november 2013 een rapportage op over de arbeidsongeschiktheid van de aan anorexia nervosa lijdende dochter van de advocaat. Deze is het niet eens met de prognose vanwege een ‘volledig uit de lucht gegrepen voorspelling over haar kansen op herstel’ en stuurt in de hoedanigheid van advocaat van zijn dochter een vinnige brief aan de arts.
‘Ik geef u in overweging om met inachtneming van het bovenstaande en na grondige consultatie van de specialist datgene te doen dat daarvoor in aanmerking komt,’ schrijft hij. ‘Ik treed voor haar op als advocaat, maar verliest u niet uit het oog dat mijn hoedanigheid van vader nogal mee weegt en die combinatie kan uiterst onaangenaam uitpakken; met name indien mijn dochter van uw benadering schade (of erger) ondervindt.’
Hij voegt later de daad bij het woord en dient in oktober 2014 een klacht in tegen de arts bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Die verklaart de klacht echter ongegrond; het beroep dat de advocaat hierna instelt bij het Centraal Medisch Tuchtcollege, trekt hij op gegeven moment toch weer in.
Dan is het aan de arts om een klacht in te dienen tegen de advocaat, in zijn geval wel met enig succes. De arts is volgens de Raad van Discipline Amsterdam op 21 juli niet-ontvankelijk in zijn klachten over dat de advocaat onmogelijk onafhankelijk zijn dochter kon vertegenwoordigen. Wel geeft tuchtrechter de arts gelijk dat de advocaat zich in zijn brief aan de arts inderdaad ‘onnodig intimiderend’ heeft opgesteld. ‘Daarmee heeft hij de grenzen van de hem toekomende vrijheid overschreden. Dat verweerder emotioneel betrokken is bij de zaak geeft hem geen vrijbrief om dergelijke uitlatingen aan een wederpartij te doen. Hij had zich er van bewust moeten zijn dat hij handelde in zijn hoedanigheid van advocaat en niet in zijn hoedanigheid van vader.’
Dit gegronde klachtonderdeel brengt met zich mee dat de Raad van Discipline in dit geval een waarschuwing passend en geboden vindt, evenals een kostenveroordeling à 1000 euro.