
John Beer was een van de eerste letselschadeadvocaten van Nederland. Imad El Boutaibi is dat pas sinds 2021. Wat drijft hen en wat valt ze op aan hun vak? “Dat de overheid bureaus van zelfbenoemde letselschadespecialisten als paddenstoelen uit de grond laat schieten, is ten hemel schreiend.”
John Beer (72) zit al 47 jaar in het vak. Hij was een van de eerste letselschade-advocaten van Nederland en is bij vrijwel iedere bekende zaak in dit rechtsgebied betrokken geweest. Samen met collega’s van Beer advocaten stond hij onder anderen slachtoffers en nabestaanden bij in de zaken rond MH17, het schietdrama in Alphen aan den Rijn en de giframp met de Probo Koala in Ivoorkust. Sinds 2017 is hij Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Een jaar later ontving hij de Dekenprijs van de Amsterdamse Orde van Advocaten. Beer behandelt nog steeds enkele zaken en ondersteunt zijn collega’s.
Vergeleken met Beer is Imad El Boutaibi (29) betrekkelijk kort letselschade-advocaat. Zijn Amsterdamse kantoor Juricare Advocatuur bestaat sinds 2021. Kort na zijn studie schreef hij ‘een gedegen ondernemingsplan’ en startte hij als advocaat-stagiair-ondernemer. “Mijn patroon, Frank Staals, hielp mij mijn kwaliteiten verder te ontwikkelen. Met een eigen kantoor kon ik zelf bepalen welke cliënten ik wilde helpen.” Net als Beer koos El Boutaibi ervoor om als letselschadeadvocaat alleen slachtoffers bij te staan. Behalve advocaat is El Boutaibi onder meer docent aan de Hogeschool van Amsterdam.
Vanwaar dit type advocatuur?
Beer: “Als student werkte ik bij de Rechtswinkel Amsterdam. We hadden diverse secties, zoals huur- en arbeidsrecht. Ik behandelde consumenten en verzekeringzaken. Ook op dat rechtsgebied zag ik hoe burgers een ongelijke strijd voerden tegenover professionele partijen met meer kennis, ervaring en middelen om de eigen belangen te beschermen. Ik besefte dat goede rechtshulp die ongelijkheid kan nivelleren en rechtvaardigheid kan brengen. In de jaren zeventig moest alles maatschappelijke zin hebben. Vanuit die gedachte heb ik er later voor gekozen om in letselschadezaken alleen slachtoffers bij te staan. Ook heeft meegespeeld dat ik als advocaat mede ben opgeleid door iemand die zich al vroeg bezighield met personenschade: Willem Schuurmans Stekhoven, de eerste Nederlandse arts-advocaat.”
El Boutaibi: “Het geeft mij veel voldoening om mensen te helpen die zich niet goed kunnen redden in het rechtssysteem en strijden tegen een machtige partij. Ik ben de letselschadebranche ingerold omdat een familielid van mij was aangereden door een vrachtwagen en ernstig gewond was geraakt. De verzekeraar wilde haar afschepen met een paar duizend euro. Ik was destijds net afgestudeerd en heb haar toen geholpen een hogere schadevergoeding te krijgen. Toen dit lukte, wist ik dat ik dit voortaan wilde doen. Ik merkte dat het vooral voor mensen met een niet-westerse achtergrond lastig is om hun weg te vinden, vanwege de taalbarrière én omdat ze simpelweg hun rechten niet kennen.”
Beer: “Voor mensen met een Marokkaanse achtergrond is het fijn om te worden geholpen door iemand die letterlijk en figuurlijk hun taal spreekt. In veel culturen spelen dingen die de advocaat van de gestampte pot niet weet. De advocatuur kan mij niet divers genoeg zijn.”
El Boutaibi: “Mijn ouders hebben mij een extra drive gegeven om succesvol te worden. Mijn vader kwam op z’n 23ste als gastarbeider naar Europa. Hij is zeven keer naar Marokko teruggestuurd, maar heeft hier uiteindelijk een plek gevonden. Mijn moeder was de eerste van haar familie die universitair is geschoold. Ze leerde mij om hard te werken en nooit op te geven.”
Beer: “Vooral mijn moeder heeft mij altijd gestimuleerd om een blokje extra te lopen. Ze zei dat wij kansen kregen die zij en mijn vader nooit hebben gehad. Mijn ouders zijn geboren in voormalig Nederlands-Indië. Ze hebben de Japanse bezetting meegemaakt en in interneringskampen gezeten. Na de Indonesische onafhankelijkheid moesten ze de tropen verlaten en arriveerden ze op jonge leeftijd in Nederland. Mijn zusje is arts, ik ben advocaat. Wij waren de eerste academici van de familie.”
Op welke zaken zijn jullie trots?
Beer: “Op zaken waarin ik het verschil heb kunnen maken. Met mijn collega’s stond ik ooit de twee Amerikaanse slachtoffers van de terroristische aanslag op Amsterdam CS bij. Door een messteek belandde een van hen in een rolstoel en was hij arbeidsongeschikt geworden. Anders dan hier is er in de VS geen sociaal vangnet. Zijn schade liep dan ook in de miljoenen. Wie moest dat vergoeden? In Nederland bestaat een regeling waardoor de strafrechter kan bepalen dat de overheid de schadevergoeding moet betalen als de dader dat niet kan. Wij hebben toen een miljoenenclaim ingediend en betoogd dat de strafrechter die regeling moest toepassen. De vordering is toegewezen. Ik was trots op ons kantoor én op de rechtspraak: de strafrechter begreep dat onze cliënt het geld nooit via een civiele procedure had kunnen krijgen.”
El Boutaibi: “Hoewel het geldelijk belang gering was, vergeet ik de zaak van de jonge verpleegkundige in een zorginstelling nooit. Door een val op haar werkplek had ze ernstig arm-, hand en schouderletsel opgelopen. Ondanks dat ze daarna amper wat kon doen, weigerde de werkgever haar ziek te melden en dwong hij haar dagelijks naar haar werk te komen. Met haar arm in een mitella zat ze op een krukje voor zich uit te staren. Na zeven maanden heeft ze tijdens haar ziekteperiode ontslag genomen; uit principe wilde ze niet meer voor deze werkgever werken. Uiteindelijk moest de aansprakelijkheid van de werkgever in rechte worden vastgesteld en duurde het jaren voordat ze een schadevergoeding kreeg. Toen ze dit hoorde, was ze zó geraakt dat ze in huilen uitbarstte. Jarenlang hadden we samen gestreden om dit te bereiken.”
De (letselschade)advocatuur toen en nu
Beer: “De advocatuur als geheel is verbeterd. Toen ik in 1977 begon, was er nauwelijks een opleiding voor advocaat-stagiairs. Nu wél. Vroeger voerden de meeste advocaten een algemene praktijk. Tegenwoordig heeft de gespecialiseerde advocatuur de overhand en is het aantal specialisatieverenigingen gestegen. Zo heb je de vereniging van Advocaten voor Slachtoffers van Personenschade (ASP) en de vereniging van Letselschade Advocaten (LSA). Voor jonge advocaten is het belangrijk om ervaringen uit te wisselen met ervaren advocaten. Bij Beer advocaten kan dat tijdens de lunch. Werk je in een kleiner verband, dan is dat lastiger. Daarom adviseer ik je bij een specialisatievereniging te gaan.”
El Boutaibi: “Dat ga ik zeker doen! Om ASP of LSA-lid te worden, moet ik onder meer een specialisatieopleiding doen. Ik doe nu de LSA/Grotius specialisatie-opleiding Personenschade.”
Beer: “Een pittige opleiding! Tegenwoordig zie je steeds meer mensen die geen enkele opleiding op letselschadegebied hebben gedaan, maar hetzelfde werk proberen te doen als jij en ik. Bureaus van zelfbenoemde letselschadespecialisten schieten als paddenstoelen uit de grond. Dat de overheid dat laat
gebeuren, is ten hemel schreiend. Ik pleit voor enige overheidsregie op belangenbehartiging van slachtoffers bij letselschadezaken.”
Waarom?
Beer: “Een advocaat is gebonden aan kwaliteits- en gedragsregels. Ben je ontevreden, dan kun je een klacht tegen je advocaat indienen. Bij een ‘letselschadespecialist’ die géén advocaat is, ontbreken zulke tuchtrechtelijke waarborgen. Als je ontevreden bent, moet je dus een civiele procedure tegen diegene aanspannen. Lastig én prijzig. De verzekeraar heeft de declaraties van de nep-specialist vaak al betaald. De ‘pot’ is meestal leeg, dus draait het slachtoffer zelf voor de kosten op.”
El Boutaibi: “Een slachtoffer wil een hoofdstuk afsluiten, niét eentje toevoegen.”
Beer: “Precies! Het is een vorm van secundaire victimisatie.”
De toekomst?
Beer: “Ik ben me steeds vaker gaan inzetten voor groepen mensen, zoals bij Turkish Airlines en MH17. Met kantoorgenoten werk ik nu aan een massaschadeclaim inzake Q-koorts tegen de overheid. Sinds 2023 ben ik bestuurslid van FrisseWind, een stichting die een massaschadeclaim tegen Tata Steel voorbereidt. Deze zaak zou de zaak der zaken op het gebied van massaschade kunnen worden.”
El Boutaibi: “Het lijkt me leuk om een paar medewerkers te hebben, maar hoef geen enorm kantoor. Te allen tijde wil ik het persoonlijk houden: cliënten mogen nooit het gevoel hebben dat ze een nummer zijn. Om ze nog beter te kunnen helpen, blijf ik werken aan mijn persoonlijke en inhoudelijke kwaliteiten.”
Beer: “Ik ben ontzettend blij dat er jonge advocaten zijn die ‘mijn’ rechtsgebied zien zitten en bereid zijn om offers te brengen om zichzelf te verbeteren.”