Mensen, rechters incluis, zitten vol meningen. Elke Olthuis, universitair docent aan de rechtenfaculteit van de UvA, onderzocht in hoeverre de persoonlijke opvattingen van rechters de uitkomst van rechtszaken beïnvloeden.
“Het rechterlijke besluitvormingsproces is echt een aparte tak van sport. Het is niet hetzelfde als een toetje uitkiezen in een restaurant. Een rechter neem een beslissing in een heel specifiek kader over andere mensen en we hopen dat een rechter dat onpartijdig doet”, zegt Olthuis tijdens een bijeenkomst in De Balie.
Promotieonderzoek
Olthuis vroeg voor haar promotieonderzoek 77 rechters naar hun ideeën over de rol van persoonlijke opvattingen in de rechtspraak. Ook legde zij hun een fictieve casus voor om te kijken in hoeverre die persoonlijke opvattingen zouden leiden tot een andere uitkomst van een strafzaak.
Een aantal rechters erkent dat bepaalde attitudes voorkomen en dat ze die soms ook mee lieten spelen in de rechtelijke besluitvorming. De meerderheid van de rechters is er echter van overtuigd dat zij hun persoonlijke opvattingen tot op zekere hoogte opzij kunnen zetten wanneer zij een professionele beslissing moeten nemen.
Interne- en externe conflicten
Gaat het om situaties waarin de persoonlijke opvattingen botsen met de onpartijdigheid, dan ziet Olthuis een verschil tussen interne en externe conflicten. Een intern conflict ervaart een rechter bijvoorbeeld wanneer er kort geleden bij haar is ingebroken, waardoor ze liever tijdelijk geen oordeel velt over inbrekers.
Een extern conflict tussen onpartijdigheid en persoonlijke opvattingen ontstaat wanneer anderen denken dat dat conflict bestaat. Bijvoorbeeld wanneer een oude werkgever, een voormalige collega, kennissen of ouders van vriendjes van de kinderen voor het hekje komen te staan. De ondervraagde rechters achten zichzelf in staat om een onpartijdig oordeel te vellen, maar dat het voor de partijen niet fijn zou zijn als ze dat zouden doen.
Fictieve casus
Uit het experiment met de fictieve casus komt naar voren dat de persoonlijke opvattingen wel aanwezig zijn op het moment dat de rechters een beslissing nemen, maar dat die opvattingen geen effect hebben op de uiteindelijke beslissing.