Het is rustig op de Zuidas. Althans die geruchten hoort columnist Marijn Rooijmans. Hij vraagt zich af waarom advocatenkantoren niet reorganiseren als ze geconfronteerd worden met teruglopende resultaten.
Afgelopen woensdag las ik in het FD dat De Brauw over 2023 een groei van 9% rapporteert. Ondertussen zie ik in de Stand van de advocatuur dat het aantal advocaten bij dat kantoor bij aanvang 2024 met een kleine 8% gekrompen is. De Brauw lijkt het dus erg goed te doen.
Vandaag lees ik in dat zelfde FD, dat ook andere kantoren omzetgroei rapporteren. Loyens & Loeff maakt 10% meer omzet en groeit blijkens de Stand iets meer dan 5% in medewerkers. Stibbe rapporteert een plus van 6% in omzet met 1% meer medewerkers. Nauta wordt neergezet als achterblijver met een plusje van 2,6%, maar kromp het aantal medewerkers met 4% volgens de Stand van de Advocatuur, dus qua winstgevendheid kun je misschien beter daar partner zijn dan bij Houthoff, dat welliswaar 7% meer omzet boekt, maar ook 12% groeit in medewerkers.
Ik ben ook benieuwd hoeveel % tariefsverhoging de kantoren bij wijze van inflatiecorrectie doorvoerden, want dat zal ook een forse impact hebben op deze cijfers. Waarmee ik maar wil zeggen dat het erg lastig is om er een vinger achter te krijgen hoe het echt gaat.
2023 lijkt voor veel kantoren een prima jaar te zijn geweest, maar jaarcijfers zijn een zogenaamde slow metric. Sinds begin dit jaar hoor ik steeds vaker dat het bij de grote kantoren op de Zuidas niet druk is. Ook grote consultancyhuizen lijken meer om werk verlegen te zitten. Afgelopen december melde het FD al dat het aantal partner benoemingen bij McKinsey sterk afgenomen is. Iets dat algemeen wordt gezien als een duidelijk signaal over de marktontwikkeling voor high end professional services. Van headhunters en andere adviesbureaus in de groot zakelijke markt hoor ik een zelfde geluid, ook al zullen de meeste kleine spelers er iets minder open over zijn. Business is slow dit jaar.
Het lijkt in lijn met de berichten over de economie. Daarover lees ik in de krant dat het CBS over het eerste kwartaal van 2024 een krimp van 0,1 procent. Op zichzelf geen schokkend cijfer, maar wellicht toch van invloed op de bereidheid van bedrijven om (juridische) projecten aan te gaan?
Als buitenstaander kan ik dat moeilijk rijmen met de ontwikkeling van het personeelsbestand van veel advocatenkantoren. Want als je bijvoorbeeld kijkt naar het aantal advocaten in dienst bij de top 10 kantoren, dan zie je dat welliswaar een paar kantoren gelijk blijven in aantal, maar dat de top 10 gemiddeld genomen toch groeit ten opzichte van 2023.
Bij ons geen ontslagrondes?
Je ziet in andere delen van de markt dat, op momenten dat de groei vertraagt, bedrijven vrijwel meteen beginnen te snijden in het aantal personeelsleden. Zo zette de techsector bijvoorbeeld de afgelopen jaren heel fors het mes in haar personeelsbestand. En ook de internationale advocatuur voerde vorig jaar een ontslagronde door. Waarom gebeurt dat niet in de Nederlandse advocatuur?
Als ik daar een slag naar moet slaan denk ik dat het een combinatie van factoren is. Deels is het ook een beetje een kwestie van cultuur en historie. De medewerkers van een kantoor vormen vaak een soort clan, daar deel je lief en leed mee. Die zet je dus niet zomaar buiten de deur. Bovendien, wie heeft er zin om z’n medewerkers uit te leggen dat een paar van hun maatjes het veld moeten ruimen om het winstdeel van jou als partner op peil te houden?
Daar komt bij dat nog lang niet alle Nederlandse kantoren echt als bedrijven gerund worden. Dat heeft wel iets sympathieks, maar het heeft ook z’n keerzijdes. Zo laat de winstgevendheid van een traditioneel aangestuurd kantoor zich veel lastiger managen. Persoonlijke voorkeuren spelen dan vaak een doorslaggevende rol in capaciteitsplanning, met als gevolg dat men moet accepteren dat de gemiddelde ‘bezettingsgraad’ – het percentage tijd van medewerkers dat aan cliënten in rekening gebracht kan worden – jaar op jaar een pijnlijk punt is op partnermeetings. Men houdt als het ware overcapaciteit in stand.
Die overcapaciteit is een luxe die men zich kan veroorloven enerzijds omdat partners genoegen nemen met minder winst, maar vooral ook omdat er weinig prijsconcurrentie is in de Nederlandse markt. Je zou kunnen zeggen dat de lage bezettingsgraad van veel advocatenkantoren kan bestaan omdat cliënten toestaan dat hun advocatenkantoren de kosten van hun inefficiëntie op hen afwentelen.
Niet dat kantoren die geconfronteerd worden met een aanhoudende vraaguitval helemaal niets doen om de bezettingsgraad op te vijzelen en personeelskosten te drukken. De slappe markt zal uiteindelijk zeker z’n effect hebben. Alleen gebeurt dat in de Nederlandse juridische wereld later en wat meer buiten het zicht. Bijvoorbeeld via strengere beoordelingen en meer mensen die te horen krijgen dat een volgende carrièrestap er niet inzit.
Maar allemaal héél voorzichtig, want zeker als het rustig is aan de Zuidas lees je daar niet snel over in het FD.