“Er moet gewoonweg structureel geld bij om kwalitatief goede rechtsbijstand te garanderen,” betoogt columnist en advocaat Jaap Baar als reactie op geopperde initiatieven als de studierichting en leerstoel sociaal recht. “Dat is de enige oplossing.”
Op donderdag 7 november 2019 woonde ik een debat bij over het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand in de Tweede Kamer. Bij dat debat waren overigens een hoop advocaten aanwezig, die allen – samen met de vertegenwoordigers van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) – nog voor het einde van het debat zijn opgestapt. Met name vanwege de onvrede over toenmalig minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker.
De Q omlaag, de P omhoog
Hij bleef, met de oogkleppen op, de plannen verdedigen die hij had voor herinrichting van het stelsel gefinancierde rechtsbijstand. Dit deed hij ondanks dat die plannen door zo ongeveer iedereen met verstand van zaken al lang en breed waren vergruisd. Dekker bleef in dat debat herhalen dat we vooral geduld moesten hebben.
Beperking van de instroom van de zaken zou nog steeds het belangrijkste zijn: ‘Als de Q omlaaggaat, kan de P omhoog’, zo zei de voormalig minister. Dit zou wel pas in 2024 geschieden. Ter verduidelijking: de Q is het aantal zaken binnen het stelsel, de P het geld – dat had je vast al bedacht.
Inmiddels zijn we sinds dat debat bijna vier jaar verder en is het bijna 2024. De plannen van Dekker zijn (gelukkig) door de huidige, inmiddels demissionaire minister grotendeels terzijde geschoven. Overigens is de Q omlaag, zo blijkt uit de cijfers van de Raad voor Rechtsbijstand.
Vergoeding blijft achter
Daarnaast zijn er de afgelopen jaren wel incidentele investeringen in het stelsel geweest. Zo is er vanaf 2022 extra geld opgenomen in de begroting. Maar hoewel ten gevolge van die investering het punttarief is verhoogd, blijft die vergoeding – als de verhogingen en indexaties het afgelopen decennium worden afgezet tegen de inflatie – daar nog altijd bij achter.
Anders gezegd: De koopkracht van de sociaal advocaat is er gewoonweg niet op vooruit gegaan. Dit kalenderjaar moesten we het doen met een verhoging van 0,67 procent, terwijl bijvoorbeeld het minimumloon voor advocaat-stagiairs met bijna tien procent werd geïndexeerd. Dan is de subsidieregeling waarmee de kosten voor de opleiding van de stagiair worden gedekt weliswaar zeer welkom, maar de facto merkt de sociaal advocaat die een stagiair aanneemt daar dus niets van.
Samenhangend met die achterblijvende vergoedingen, is dan ook het probleem dat steeds minder advocaten deelnemen aan het stelsel. Ook dat probleem wil de minister aanpakken. Hij is nu in overleg met universiteiten om meer aandacht aan de sociale advocatuur te besteden tijdens de studie en oppert zelfs een heuse leerstoel.
Structureel geld erbij
Het minimumloon voor een stagiair in het eerste jaar, het loon dat bij een puur sociaal kantoor doorgaans wordt betaald, ligt op het moment van schrijven op 2802 euro bruto. Dat stijgt naar circa 3500 euro in het derde jaar. Ter vergelijking: Begin bij een commercieel kantoor met gemiddeld een kleine duizend euro meer en je stijgt in die drie jaar twee keer zo hard door. Ook ter vergelijking: een startend leraar in het basisonderwijs begint met 499 euro bruto per maand meer.
Je hoort mij écht niet betogen dat er zoveel geld bij moet dat de salarissen en verdiensten in de sociale advocatuur gelijk worden aan die van de commerciële, maar wil men de sociale advocatuur daadwerkelijk aantrekkelijker maken, dan zal het gat minder groot moet worden. Al helemaal als je qua verdiensten ook nog eens links en rechts wordt ingehaald door andere beroepen waar sprake is van tekorten.
Dan zijn al die initiatieven als een speciale studierichting prachtig, maar ga je het daar niet mee redden. Er moet gewoonweg structureel geld bij om te garanderen dat voldoende rechtsbijstandsverleners kwalitatief goede rechtsbijstand blijven verlenen. Dat is de enige oplossing, dat concludeerde Van der Meer al in 2017.
Het is de taak van het volgende kabinet om dit nu eindelijk te gaan regelen en te stoppen met weer nieuwe onderzoeken, pilots en de eeuwige zoektocht naar de verlaging van de Q. Als de vergoedingen structureel omhooggaan en dus ook de verdiensten stijgen, zal de aanwas van jonge sociale advocaten vanzelf aantrekken. Die kunnen dan meer verdienen en kantoren hebben dan mensen om aan te nemen.
Heb geduld
Tot het zover is wil ik, bescheiden als ik ben, die leerstoel sociaal recht best op mij nemen – ofschoon ik mijzelf niet eens volwaardig sociaal advocaat zou durven noemen. Maar het beroep is best te slijten. Een aanstelling van een kwartier per collegejaar volstaat. In dat kwartier vertel ik de studenten dat je prachtige dingen kunt doen in het sociale recht. Je kunt je vastbijten in ogenschijnlijk kleine zaken tot aan de hoogste instantie, die dan uiteindelijk tot een nieuw overzichtsarrest leiden.
Ook in het bestuursrecht zijn het vaak de kleine sociale zaken die tot de meest belangwekkende jurisprudentie leiden. Denk aan de zogenaamde Harderwijk-uitspraak en de toepassing daarvan door lagere rechters. Je staat burgers bij die vaak door de overheid in de knel komen, denk aan de toeslagenaffaire of bijvoorbeeld de zaken die ontstaan over de schade na de gaswinning in Groningen.
Ik ben er heilig van overtuigd dat je vooral en juist in de sociale advocatuur met je neus op de rechtsontwikkeling staat en daar ook daadwerkelijk het verschil in kunt maken. Je bent niet een van de vele advocaten in een grote toren, je bent vaak het enige sprankje hoop voor je cliënt. Het is een prachtig vak; de Q is wat dat betreft geweldig.
De P echter niet. Je zult moeten accepteren dat je qua inkomsten zwaar achterblijft bij je studiegenoten, niet alleen aan de start, ook daarna. Juist daarna, zou ik welhaast zeggen. Maar laat dat je niet weerhouden, heb geduld zoals Sander Dekker al zei. Het zal dan niet in 2024 zijn, maar ooit – óóit – gaat die P omhoog.